Komende evenementen

Arbeidsmigratie EU: de SP stelt werkvergunningen voor

door Frank Slegers, 24 november 2016

 

Volgend jaar op 15 maart gaat Nederland naar de stembus. In het ontwerp-verkiezingsprogramma van de SP vind je het volgende voorstel: de invoering van (tijdelijke) werkvergunningen voor werknemers uit het buitenland, ook uit lidstaten van de Europese Unie. Met die werkvergunningen hoopt de SP de strijd aan te gaan tegen sociale dumping.

Een belangrijke kwestie

Het voorstel staat niet centraal in de komende campagne van de SP. Die zal meer draaien rond bijvoorbeeld het Nationaal Zorgfonds. Maar arbeidsmigratie, meer bepaald binnen de EU, blijft een belangrijk item. Terecht! Kijk maar naar het Britse referendum over de Brexit.

De toekomst van de Europese Unie zal volgend jaar weer volop in het centrum van het politieke debat staan: dan wordt niet alleen in Nederland gekozen, maar ook in Frankrijk en Duitsland, en misschien Italië. Het wordt volgend jaar in Europa dus geen business as usual, en arbeidsmigranten en vluchtelingen spelen willens nillens een hoofdrol in de komende politieke schokken.

Instroom afremmen?

Het doel van werkvergunningen is de instroom van werknemers uit andere landen af te remmen.

Toen in 2004 tien landen uit vooral Midden- en Oost-Europa, en in 2007 Bulgarije en Roemenië, toetraden tot de EU, maakten landen als Nederland gebruik van een overgangsregime om een te bruuske toevloed van werknemers uit die landen te vermijden: gedurende een beperkt aantal jaren hadden werknemers uit de nieuwe lidstaten een werkvergunning nodig om in Nederland te mogen werken. Het is de werkgever die de werkvergunning moet aanvragen, en hij moet eerst bewijzen dat hij de vacature niet kan opvullen met werknemers uit Nederland. Dat geldt nu overigens nog voor werknemers van buiten de EU. Opvallend is dat mensen die Nederland graag ziet komen dan weer gemakkelijk vrijgesteld worden van die verplichting (“kennismigranten”).

Detachering

Na de uitbreiding van de EU werden de werkvergunningen echter omzeild via detacheringen. Wanneer een Poolse loodgieter je badkamer komt installeren is hij een arbeidsmigrant. Maar wanneer een Pools bedrijf je badkamer installeert en een werknemer stuurt uit Polen, dan wordt die werknemer “gedetacheerd”. Zijn grensoverschrijdende arbeid valt niet onder het vrij verkeer van werknemers, maar onder het vrij verkeer van diensten. Zo besliste het Europees Hof van Justitie. Voor het vrij verkeer van diensten telde de overgangsregeling niet.

Wil je met een systeem van werkvergunningen paal en perk stellen aan sociale dumping, dan moet je dus ook het probleem van de detacheringen aanpakken, temeer daar gedetacheerde werknemers uit Midden- en Oost-Europa voor de werkgever structureel goedkoper zijn. Een arbeidsmigrant die zich in Nederland vestigt is aan alle wetten en arbeidsnormen van het werkland onderworpen, maar een gedetacheerde werknemer is wat sociale zekerheid en belastingen betreft onderworpen aan de regels van het thuisland.

Daarom stelt Europees Links in de teksten voor haar congres in december dit jaar de intrekking van de detacheringsrichtlijn voor. Die richtlijn kwam er echter om na de uitspraak van het Europees Hof van Justitie detacheringen te reguleren. Het is dus maar de vraag wat de intrekking van de detacheringsrichtlijn oplevert. De Belgische vakbonden stellen voor dat de sociale bijdragen voor gedetacheerde werknemers vastgesteld worden volgens het tarief van het werkland. Wanneer de loonkost voor alle werknemers in een gegeven land gelijk is wordt het een stuk moeilijker voor de werkgevers de werknemers tegen elkaar uit te spelen.

Is het fair?

Werkvergunningen beogen echter niet alle werknemers in een gegeven land gelijk te behandelen, maar de instroom van arbeidsmigranten te beperken in functie van bewezen noden op de arbeidsmarkt, eigenlijk dus van de werkgevers.

Wel zou je kunnen redeneren dat een overaanbod aan arbeidskrachten ongewenste druk uitoefent op de lonen en arbeidsvoorwaarden, en dat bovendien migrerende werknemers sowieso kwetsbaarder zijn, en dus door de werkgevers kunnen uitgespeeld worden.

Maar is het fair via werkvergunningen enkel die mensen toe te laten die het bedrijfsleven in Nederland nodig heeft?

Nederland maakt deel uit van de Europese binnenmarkt. In Nederland geproduceerde goederen kunnen vrijelijk worden geëxporteerd naar, bijvoorbeeld, Polen. Nederlandse banken kunnen er vrijelijk hun diensten aanbieden. De SP wil ook dat Nederland lid blijft van de gemeenschappelijke markt omdat Nederland als exportland daar alle belang bij heeft. Is het dan fair wel de handrem op te zetten wanneer mensen uit die landen hier willen komen werken?

Arbeidsmigratie lijkt moeilijk los te koppelen van de internationale vervlechting van de nationale economieën. Heel wat Polen werken overigens juist voor de Nederlandse export op de wereldmarkt, meer bepaald in de tuinbouwsector.

Nederland is geen Gallisch dorp dat door Asterix van de boze buitenwereld kan worden afgezonderd. Aan Asterix doet Jacques Monasch denken, de dissidente PvdA-er, die in de weekend-editie van de Volkskrant van zaterdag 12 november stelde dat een school “natuurlijk” moet worden gebouwd door een lokale bouwer, en een asielzoekerscentrum moet worden bevoorraad door “de lokale groenteboer en slager”. Sympathiek, maar een verhaal waarin Shell en Unilever ontbreken is niet erg reëel.

Is het efficiënt?

Sociale dumping bestaat. Onlangs kwam een tweet voorbij van een weldenkende Brit met een studie van Class, de denktank verbonden met de Britse vakbonden. De studie wees op het positief effect van migratie. Op bladzijde 14 van deze studie las ik echter dat de immigratie uit de EU wel degelijk een “lichte neerwaardse druk” uitoefent op de lonen aan de “onderkant” van de inkomens… Niet zo fijn als je toevallig aan die onderkant zit!

Maar is een systeem van werkvergunningen een adequaat middel om sociale dumping tegen te gaan?

Er is een studie uit 2013 van het Sociaal en Cultureel Planbureau “Nieuw in Nederland”, over het leven van recent gemigreerde Bulgaren en Polen. Deze studie stelt vast dat Bulgaren veel meer dan Polen in het informele of zwarte circuit werken, en oppert de hypothese dat dit deels komt omdat Bulgaren op het moment van de studie nog een werkvergunning nodig hadden, en Polen niet (blz. 11). Met andere woorden: ze komen toch, maar door het eisen van een werkvergunning drijf je hen de zwarte economie in, worden ze extra kwetsbaar, met nog meer ruimte voor sociale dumping.

Dan lijkt het niet alleen humaner maar ook efficiënter in de strijd tegen sociale dumping de rechten van arbeidsmigranten te versterken. Zo schep je een soliede basis om door controle oneerlijke concurrentie tegen te gaan.

Controle is echt wel mogelijk. Volgens de vermelde studie wordt geschat dat 77 procent van de Polen in Nederland geregistreerd is, bij de gemeente of via de werkgever (tegen toen slechts 36 procent van de Bulgaren). Dat kan worden opgedreven, door het versterken van de informatieplicht, het uitbouwen van de sociale inspectie, het opleggen van strenge straffen aan malafide werkgevers, en, zeker niet in laatste instantie, het versterken van de vakbonden.

Migranten als zondebokken?

Er is nog een groep in de Nederlandse samenleving die min of meer op dezelfde manier als de gedetacheerde werknemers uit de EU het “speelveld vervalsen”: de ZZP-ers, de zelfstandigen zonder personeel, een nieuwe categorie in het leven geroepen om de arbeidsmarkt te ontregelen. Zij zijn in Nederland al met meer dan een miljoen, dus heel wat meer dan de Polen of Roemenen in Nederland, en zij spelen niet alleen “vals” wat betreft de de sociale zekerheid, maar ook op andere arbeidskosten die op de samenleving worden afgewenteld.

In het publieke debat wordt echter anders gesproken over ZZP-ers dan over Polen.. In het al vermelde interview heeft Monasch bijvoorbeeld het over “een Pool” die een jongen ‘van hier’ uit de Albert Cuyp verdringt als vrachtwagenchauffeur. Over de oneerlijke concurrentie van ZZP-ers vind je in het interview geen vertogen woord. De één een achterbakse onderkruiper, de ander een creatieve ondernemer?

Sluipend krijgt een verhaal dat zich richt tegen arbeidsmigranten ingang. De oorzaak van de race naar de bodem wordt gezocht in de toestroom van buitenlandse arbeidskrachten. “Een dijkbreuk” werd het in de Kamer genoemd, en dat wil wat zeggen in een land dat voor de helft onder de zeespiegel ligt.

Ook al hanteer je zelf geen racistisch of xenofoob verhaal, de stigmatisering van buitenlandse werknemers loert om de hoek. Zo werp je zelf hinderpalen op voor de eenheid van de werknemers. Die eenheid is nochtans het enige efficiënte wapen om de echte oorzaken van sociale stagnatie en achteruitgang aan te pakken: een beleid gericht op de deregulering van de arbeidsmarkt, de arrogantie van de bazen, de verzwakking van de bonden, het ondermijnen van cao’s, de flexwet, de wildgroei van zzp-ers,…

Waarom alleen de EU?

Het is dus contraproductief zijn pijlen te richten op de instroom van arbeidsmigranten uit de EU. De enige uitweg uit de race to the bottom is eenheid in de gezamelijke strijd tegen sociale afbraak.

Maar waarom zich beperken tot de EU? Waarom niet meteen een  wereldwijd perspectief openen?

Elke gemeenschap heeft het democratisch recht de eigen toekomst in handen te nemen. Het reële niveau waarop dat recht vandaag wordt uitgeoefend, wanneer we het hebben over de grote sociale en economische keuzes, is het niveau van de individuele landen. Er is geen wereldautoriteit met democratische legitimiteit om beslissingen op te leggen aan individuele landen. Wereldwijde beslissingen moeten het resultaat zijn van overleg tussen landen.

Democratische soevereiniteit houdt ook het recht in de eigen grenzen te controleren.

Er is wel een wereldautoriteit: de markt. Op de wereldmarkt zijn het vandaag de grote bedrijven die de spelregels bepalen. Sociale en ecologische clausules die worden voorgesteld in vrijhandelsverdragen zijn maar correcties achteraf, nadat het internationale kapitaal de marsrichting van de menselijke ontwikkeling heeft bepaald. Wereldwijde ‘fair trade’ zou daarom vereisen dat in de individuele landen de gemeenschap de soevereiniteit van de markt afpakt en terugbrengt naar de burgers, inbegrepen de controle over de grenzen, en vanuit die positie met andere soevereine democratieën afspraken maakt over ruil en handel (en dan nog zit je met de erfenis van een historische scheefgroei). Dat lijkt vandaag verder af dan ooit.

‘Open grenzen’ is vandaag daarom in het beste geval dus niet meer dan een mooi mondiaal toekomstbeeld, geen reële politieke doelstelling. Dat is overigens nog geen reden om te aanvaarden dat elk jaar duizenden mensen verdrinken in de Middellandse Zee, op de vlucht voor de miserie van ‘onze’ oorlogen en ‘onze’ vrijhandelsverdragen.

In de Europese Unie is de situatie anders. Een land als Nederland heeft zeker ook daar het ‘recht’ te kiezen voor controle over de eigen grenzen. Maar als in de EU elk land van dit ‘recht’ eenzijdig gebruik maakt in functie van de eigen belangen, dan valt de EU uiteen. Het is echter geen efficiënte politieke strategie voor links te mikken op dergelijk scenario om dan, in een volgende fase, nieuwe afspraken te maken over een andere Europese ordening. Daarvoor lijkt de vervlechting onder impuls van de EU te ver gevorderd, en is het dus meer aangewezen te zoeken naar een gemeenschappelijke strijd “in en tegen” de EU, om samen te komen tot een andere Europese ordening, inbegrepen met het herstel op vele terreinen van de soevereiniteit van de individuele landen indien de mensen daarvoor kiezen.

Zijn pijlen richten tegen de arbeidsmigratie uit andere lidstaten van de EU lijkt in dat kader contraproductief. Het voorstel van werkvergunningen voor arbeidsmigranten uit de EU is daarom niet alleen contraproductief en gevaarlijk in de strijd tegen sociale dumping, maar staat ook haaks op de strategie die nodig is voor een ander Europa.

 

Reacties plaatsen niet mogelijk