Komende evenementen

Europa al een halve eeuw onderweg, maar waarheen?

door Herman Michiel, april 2007

verschenen in Uitpers nr. 85, april 2007

In het weekend van 25-26 maart [2007] moesten pop- en andere concerten, symposia, vuurwerk, open-museumnachten en diverse andere manifestaties zowat overal in de Europese Unie (EU) uitdrukking geven aan de feeststemming onder de Europeanen: net een halve eeuw geleden werd met de ondertekening van de Verdragen van Rome een beslissende stap gezet in het “grote avontuur van de Europese integratie”.

Zes jaar eerder, in 1951, waren de twee tegenpolen van de Tweede Wereldoorlog, Duitsland en Frankrijk, samen met ItaliĂ« en de Benelux reeds gekomen tot een samenwerking op het vlak van de steenkool- en staalproductie en hadden daartoe de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht. Pogingen om ook een Europese Defensiegemeenschap te stichten mislukten weliswaar, maar het idee om steeds nieuwe sectoren te integreren en aldus op termijn tot een alomvattende, politieke “gemeenschap” te komen had zich genesteld. Er mocht niet gebruuskeerd worden, de weg kon lang zijn, maar hij leidt naar het doel, dat was de geruststellende overweging voor de “vaders van Europa”.

Vooruitgang door sectoriĂ«le integratie, nieuwe onderhandelingen dus, die uiteindelijk leidden tot twee nieuwe “gemeenschappen”, de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom). Het is de ondertekening van deze twee nieuwe verdragen op 25 maart 1957 door regeringsvertegenwoordigers van de zes EGKS-landen die als symbolische geboortedatum wordt genomen van de huidige Europese Unie met haar 27 lidstaten en 490 miljoen inwoners, en deze verjaardag is de aanleiding voor de officiĂ«le feestvreugde. Ook in de komende maanden worden daar rond nog enkele manifestaties opgezet (1).

Nu is het niet moeilijk om schamper te doen over deze twijfelachtige invitaties tot volkse uitgelatenheid (zelfs Bert Anciaux slaagde daar beter in met zijn sponsoring van pensenkermissen ter herdenking van de guldensporenslag); het is nochtans nuttiger ons af te vragen wat er fundamenteel fout loopt in de pogingen tot Europese eenmaking. Want dat er iets als “Europa” nodig is, dat de oplossing van een aantal grote problemen niet louter meer binnen de nationale (of 
 regionale) grenzen moet gezocht worden, en dat anderzijds de aangrijpingspunten ontbreken om meteen mondiaal te ageren, dat wordt in dit begin van de eenentwintigste eeuw toch stilaan duidelijk. Daarom volstaat leedvermaak over de impasse van het neoliberaal Europa niet. Voor de opbouw van een democratisch, sociaal Europa bestaan al heel wat ideeĂ«n, maar uit de geschiedenis van de voorbije jaren kunnen ook nog heel wat leringen getrokken worden, over hoe het niet moet bijvoorbeeld. Een terugblik op dat Verdrag van Rome en zijn latere avatars kan zo toch nog een zinvolle bezigheid worden.

Hertoginnedal, waar regeringen thuis zijn

Wat aan 25 maart 1957 voorafging, is in diverse opzichten al leerrijk, omdat het de kiemen bevat voor latere malaises en impasses, misschien zelfs voor het uiteindelijk uiteenvallen van de Unie. We denken in de eerste plaats aan het intergouvernementalisme. Zo waren de onderhandelingen die tot Rome leidden louter een aangelegenheid van regeringen: aan het “comitĂ© Spaak” (juli ’55 – april ’56) kwam geen enkele verkozene te pas, natuurlijk ook niet aan de daarop volgende ministerconferentie van VenetiĂ« (mei 1956) die de voorstellen van het comitĂ© Spaak goedkeurde, en al evenmin aan de onderhandelingen op het kasteel van Hertoginnedal (Oudergem bij Brussel) van september 1956 tot februari 1957 waar de uiteindelijke verdragteksten werden opgesteld.

Intergouvernementeel, dat houdt dus in dat vertegenwoordigers van de uitvoerende macht van de deelnemende landen niet een beleid uitvoeren dat door een verkozen wetgevende macht is uitgestippeld, maar dat die uitvoerende macht zelf een toekomstig beleid uitstippelt. Ons land was bijvoorbeeld op Hertoginnedal vertegenwoordigd door baron Jean-Charles Snoy et d’Oppuers, secretaris-generaal op Economische zaken. Zelfs een parlementaire ratificatie achteraf verandert weinig aan het gegeven dat verkozen vertegenwoordigers hun stempel niet kunnen drukken op een te voeren beleid. Goedkeuren of afkeuren, voor of tegen, het digitale 0-1-tijdperk doet duidelijk zijn intrede en het wordt een kentrek van veel “democratische” procedures in de Europese constructie. Het veelgeprezen medebeslissingsrecht van het Europees Parlement (in een beperkt aantal materies) bijvoorbeeld is in laatste instantie de bevoegdheid om een voorstel van de Europese Commissie te verwerpen; ook voor die Commissie zelf heeft het Parlement alleen de “nucleaire optie”: helemaal verwerpen of helemaal aanvaarden. Moet het gezegd worden dat 0 en 1 volstaan om een computer te programmeren, maar dat maatschappelijke keuzes zich meestal niet in een dergelijk keurslijf laten vatten?

De EEG- en Euratomonderhandelingen waren ook al een voorafspiegeling van de beslotenheid en geheimhouding bij de huidige vergaderingen van de Europese Ministerraden of van de “Eurotops” van de staats- en regeringsleiders. Zoals bekend heeft Hertoginnedal ook later nog zijn diensten bewezen voor “gevoelige” besprekingen, ver van de pers en de wereld. Die omstandigheden, en de diplomatieke gaven van voorzitter Paul-Henri Spaak, zullen wel bijgedragen hebben tot de relatief vlotte besprekingen, en het is niet uitgesloten dat dergelijke werkwijze aangewezen is als het erop aankomt strijdende partijen zo vlug mogelijk tot een staakt-het-vuren te brengen. Maar als aanzet voor een continentaal politiek project op lange termijn was dit maar een veeg teken. Let er trouwens maar eens op dat van de vaders van Europa systematisch gezegd wordt dat ze “visionairen” waren, grote staatslieden met buitengewone diplomatieke gaven, maar nooit dat het grote democraten waren


Het is trouwens moeilijk om ook in de curricula van een aantal “stichters van Europa” geen parallellen te zien met de weg die dit Europa uitging. Twee jaar na Hertoginnedal verliet Snoy et d’Oppuers de overheidsdienst en zette zijn carriùre verder als beheerder van vennootschappen bij de Groep Lambert. Een bescheiden begin van een groeiende “synergie” tussen inzet voor de Europese zaak en die voor het bedrijfsleven, en natuurlijk ook een beetje voor de eigen zaak
 : burggraaf Etienne Davignon, Generale Maatschappij, Suez en nog enkele; Karel Van Miert, Europese Commissie, Philips, Anglo-American, Carrefour om er maar enkele te noemen; Jean-Luc Dehaene, Europeaan in hart en nieren, bestuurder bij Inbev
 Martin Bangemann wilde in 1999 zelfs niet wachten tot zijn mandaat als eurocommissaris afgelopen was om naar het Spaanse telecombedrijf Telefonica over te stappen, waardoor hij kortstondig een zaak voor het Europees Hof van Justitie riskeerde. O ja, dat Hof in Luxemburg, daar was onze Melchior Wathelet acht jaar rechter, en zijn rijke ervaring aldaar maakte hem de geknipte raadgever voor Microsoft in zijn zaak tegen de Europese Commissie


Spaak zelf bleef buiten het bedrijfsleven, maar werd in 1957 secretaris-generaal van de NAVO. De NAVO, ook dat is een blijvertje in de Europese constructie, volgens de would be grondwet (Artikel I-41.7) is het “de grondslag en het instrument van de collectieve defensie” van de EU-landen die er lid van zijn (d.w.z. allemaal, behalve Finland, Ierland, Oostenrijk en Zweden). Deze en andere Atlantische liefdesverklaringen dragen natuurlijk weinig bij tot de geloofwaardigheid van zij die in een “sterk Europa” een tegenmacht zien voor het “Amerikaans imperialisme”.

Ook voor de problematische verhouding tussen het Verenigd Koninkrijk en het vasteland was Hertoginnedal al een beetje een voorafspiegeling. Londen was er vertegenwoordigd door de ondersecretaris voor handel, Bretherton. Voor niet lang echter, want Bretherton liet verstaan dat hij daar was omdat hij uitgenodigd was, maar zelfs niet het statuut van waarnemer wou aannemen
 Logisch, want op hetzelfde ogenblik poogde Groot-Brittannië (vruchteloos, en trouwens tegen de zin van Washington) een vrijhandelszone op te zetten; een nieuwe poging leidde in 1959 wel tot de European Free Trade Association, maar deze EFTA was maar een kort leven beschoren. Vanaf 1960 wou Londen wel graag bij die EEG, maar dat was zonder de Gaulle gerekend. Uiteindelijk treden de Engelsen in 1973 toe, maar het Kanaal is sindsdien altijd breder gebleven dan de Atlantische Oceaan


Berlijn 2007

Als Hertoginnedal ‘57 reeds enkele indicaties geeft voor de toekomst, dan draagt Berlijn 2007 de sporen van het verleden. Aangezien het halfjaarlijks wisselend voorzitterschap van de Unie momenteel bij Duitsland berust, komt het de Duitse regering en Angela Merkel toe om een passende verjaardagsverklaring op te stellen. Maar opgepast, in het intergouvernementele Europa is niets eenvoudig, zelfs niet het opstellen van een verjaardagswens! Er zijn niet alleen 27 regeringen die argwanend toekijken, er zijn nog enkele Europese instellingen als het Parlement, de Commissie, de Raad 
 Sinds maanden waren er dan ook speculaties en occasionele oprispingen rond de “verklaring van Berlijn”. Zouden alle lidstaten de verklaring tekenen? Of alleen de voorzitters van de drie grote instellingen (zoals uiteindelijk het geval was)? Een verwijzing naar ons christelijk verleden zoals Warschau vroeg? (Godzijdank niet) Frankrijk, het land met dat lastig volk waar er bovendien straks presidents- en parlementsverkiezingen zijn, wilde iets over de “sociale dimensie”, waar de Britse en Tsjechische free marketeers dan weer geen oren naar hadden
. Een storm in een vingerhoed water, kun je zeggen, maar o zo kenschetsend voor een constructie die drijft op de cohabitation van 27 regeringen! De Europese Commissie was zich blijkbaar zó bewust van het gevaar uit te glijden op een of ander zinnetje, dat in het maartnummer van haar officieel tijdschrift “Europabericht”(2) met geen woord gerept wordt over een verdrag van Rome of een of andere herdenking in Berlijn, Brussel of Rome!

We kunnen ons verbazen over zoveel commotie rond een relatief onschuldig thema, nog verwonderlijker is eigenlijk (of zou moeten zijn) de afwezigheid van commotie in regeringskringen (en in de parlementen waarop deze regeringen steunen, en de partijen waarop het parlement steunt) als het over belangrijke dingen gaat. Zo had de Bolkesteinrichtlijn reeds een hele weg afgelegd in de instellingen, waarbij de regeringen perfect op de hoogte waren van de intenties en de draagwijdte, zonder enig gemompel uit welke hoofdstad of partijhoofdkwartier dan ook. Voormalig commissaris Pascal Lamy kon in de Wereldhandelsorganisatie, in naam van de 15 toenmalige lidstaten, rustig zijn gang gaan, de regeringen hadden hem zowat een blanco cheque gegeven. Om nog niet te spreken van een “grondwet”, die door onze parlementen reeds op voorhand was goedgekeurd 


Weer een Europees spook

Er was nochtans wel degelijk een obstakel van formaat op de weg naar Berlijn, het spook namelijk dat nu reeds twee jaar door Europa waart, het spook van de Europese grondwet. Angela Merkel wou in haar verklaring ook een engagement van de lidstaten met einddata voor een vernieuwde grondwet en zijn ratificatie. Ze had daartoe op de Eurotop van december 2006 van elke lidstaat twee sherpas gevraagd, gouvernementele vertrouwenspersonen(3) die in naam van hun regering konden spreken, zowel over de verklaring van Berlijn als over verdere initiatieven i.v.m. de grondwet. Merkels kalender vermeldde een akkoord over een grondwet tegen eind 2007, begin 2008, zodat de ratificatie kon klaar zijn tegen de Europese verkiezingen van 2009. Dergelijke verbintenis doorkruist echter de huishoudelijke orde bij neen-stemmers Frankrijk en Nederland, bij godvrezend Polen en marktminnend Groot-Brittannië (en wie weet wat andere sherpas zoal nog in te brengen hadden). De desbetreffende passus is bijgevolg in diplomatieke codetaal geschreven(4).

De weg naar de verjaardagsparty liep dus over een mijnenveld en in die omstandigheden vond de Bundeskanzlerin het raadzaam de lippen op elkaar geperst te houden. Het was dan ook bijna wereldnieuws toen “uitlekte” dat de verklaring twee Ă  drie bladzijden zou beslaan (het werden er uiteindelijk maar anderhalf), dat het zou gaan over het Europees verleden, de toekomst en de “waarden”. Much ado about nothing, maar de geheimdoenerij lokte gemor uit, onder andere bij het Europees Parlement. Veertien dagen voor de feestdag ging Merkels minister van buitenlandse zaken, Steinmeier, daarom sussend naar dat parlement, maar vergrootte alleen het gemor toen hij geen kladversie van de verklaring bleek bij te hebben
 Ook eerder al, op 23 januari 2007, had de man geen al te groot vertrouwen gewekt in de grondwettelijke commissie van het parlement. Die commissie had, niet volledig ten onrechte zou men zo denken, de wens geuit dat het parlement nauwer betrokken zou worden bij hernieuwde grondwetinitiatieven, maar Steinmeier had de geĂ«(rg)erde parlementariĂ«rs verzocht de strenge eisen van de Duitse kalender niet te doorkruisen. “Het heeft geen zin dat de professionals in Europa mekaar gaan beconcurreren voor het welzijn van de burgers“, aldus de Duitse minister. Maar ook de Europese hoofdsteden kregen de verklaring pas op 23 maart, in het Duits (5).

De verdragen van Rome

In Rome werden vijftig jaar geleden dus twee verdragen getekend, het EEG-verdrag dat op een termijn van 12 jaar moest leiden tot een gemeenschappelijke markt (annex douane-unie en gemeenschappelijk beleid op een aantal terreinen als landbouw, handel, vervoer), en het Euratom-verdrag voor samenwerking op het vlak van de aanwending van kernenergie voor vreedzame doeleinden. Bij de voorafgaande onderhandelingen waren deze twee “dossiers” de inzet van een intergouvernementele wafelijzerpolitiek tussen Frankrijk en Duitsland.

De bekommernissen van de twee protagonisten waren als volgt(6). Frankrijk was beducht voor het economisch dynamisme van Duitsland, en zag zich het onderspit delven als het op concurrentiekracht aankwam. Het drong daarom aan op harmonisering van de sociale stelsels, de 40-urenweek enz. Ook wou het solidariteit van de partners voor zijn “financiĂ«le inspanningen in zijn overzeese gebieden”. Men moet de EEG-onderhandelingen inderdaad zien op de achtergrond van de laatste stuiptrekkingen van het kolonialisme, met het roemloze einde van Frans Indochina in Dien Bien Phu (mei 1954), de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd die in volle hevigheid woedde, de Suezcrisis(7)
 Zoals er voor de EEG een Sociaal Fonds en een Europese Investeringsbank werden voorzien, zo wou Frankrijk een ‘ontwikkelingsfonds’ voor de Afrikaanse gebieden. Anderzijds wou het zijn rol in de wereld spelen middels een nucleaire force de frappe, en ook de civiele kernenergie uitbouwen. Maar om beide samen te doen had het niet de middelen; als dat civiele atoom nu eens een Europees project werd, dan konden wij ons in de Hexagone gooien op het militaire, werd er aan de Seine-oevers gedacht.

Voor Duitsland, dat geen kolonies had, en het niet moest wagen ook maar het woord kernbom uit te spreken, lagen de zaken natuurlijk anders, daarin gesteund door de andere partijen (Benelux, ItaliĂ«). De bondsminister voor economische zaken, CDU-er en “vader van het Wirtschaftswunder” Erhard was bovendien een uitgesproken voorstander van vrijhandel wereldwijd (via de GATT, voorloper van de Wereldhandelsorganisatie), en helemaal niet te spreken over de “overheidsbemoeienis” van het EGKS-verdrag(8). Als Parijs Euratom wou binnenhalen, moest het dus meer vrije concurrentie slikken dan het op dat ogenblik van zin was, en zo geschiedde. De “vier vrijheden” (vrije beweging van personen, goederen, kapitalen en diensten) beginnen hier hun carriĂšre, al moet men nog wachten op Jacques Delors die van de voltooiing van de interne markt zijn levenswerk maakte, en het zal nog tot de eenentwintigste eeuw duren alvorens een dienstenrichtlijn (“Bolkestein”) de vierde vrijheid instelt
 In welke eeuw de sociale integratie een feit zal worden is nog niet duidelijk, ook al vinden we enkele vrijblijvende formules daarover in het EEG-verdrag.

Europa, bakermat van de democratie ?

De Europese onderhandelaars van het eerste uur hadden heel wat hindernissen te nemen, maar over het soort instellingen, de beslissingsbevoegdheden enz. was er, onder deze regeringsvertegenwoordigers, niet veel meningsverschil: de regeringen zouden de hoeksteen van de constructie worden. De voorziene instellingen waren formeel dezelfde als voor de EGKS: een Raad van ministers, een Hoge Autoriteit, nu Commissie genoemd en aangesteld in onderling overleg door de regeringen, en een Gemeenschappelijke Vergadering samengesteld uit 78 leden van de nationale parlementen.

Deze Gemeenschappelijke Vergadering had alleen een adviserende rol, en protesteerde daartegen door zich op haar eerste vergadering om te dopen tot ‘Europees Parlement’(9). Ook in de toekomst zouden er nog wel wat oprispingen in die zin komen, maar door dit lichaam effectief Europees Parlement te noemen, en het vanaf 1979 rechtstreeks te laten verkiezen, verstomde al veel van het protest. Nu bevestigen fiere europarlementairen dat ze, dank zij de codecisieprocedure, op gelijke voet meebeslissen met de Raad! Men spreekt in EU-kringen hoogstens nog over een “democratisch deficit”, een onschadelijk begripje dat maar weinig te maken heeft met een fundamentele discussie over democratische principes. Dat is nochtans niet altijd zo geweest. Op de voorstellen voor de oprichting van een Europese Defensiegemeenschap (1952) reageerden Spinelli en medestanders dat militaire integratie zonder politieke ondenkbaar is, dat er een politieke gemeenschap moest komen en Spinelli slaagde er zelfs in de Italiaanse premier de Gasperi te laten pleiten voor een Europese grondwetgevende vergadering. Dit bracht een zekere dynamiek op gang, een constitutionele commissie binnen de EGKS-assemblee die institutionele voorstellen deed zoals een tweekamersysteem, enz. Niets revolutionairs, maar een duidelijke bekommernis om elementaire democratische principes. Toch raakten deze voorstellen nooit voorbij de 6 ministers van buitenlandse zaken; de Franse (Bidault) begroette het initiatief met “Salut aux chercheurs d’aventures!“

Begin jaren tachtig deed Spinelli (afkomstig uit het Italiaans antifascistisch verzet) een nieuwe poging tot democratisering, en bracht zelfs een grote meerderheid van het Europees parlement, over alle politieke formaties, achter een voorstel (februari 1984) dat aan de nationale parlementen moest ter goedkeuring voorgelegd worden. Ook dit kwam echter niet levend voorbij de gouvernementele spitsroeden 


Sindsdien zijn er onder de beroepspolitici geen chercheurs d’aventures meer opgestaan. Het zijn allen mensen met verantwoordelijkheidsgevoel en staatsraison, waarvan de meest linksen in marktvoltooier en eurolanceerder Jacques Delors hun idool zien. Vanuit de grote politieke families, vanuit de Europese instellingen zelf en het Europees Parlement in het bijzonder, is er nauwelijks nog enige contestatie van het twijfelachtig democratisch gehalte van de “institutionele driehoek”, het Europees wetgevend kader en extralegale procedures zoals “richtsnoeren”, “conventies” en dies meer. De manipulaties binnen Giscards conventie die de grondwet opstelde werden bv. slechts door een heel kleine minderheid in een eindverklaring aangeklaagd. Dergelijke onverschilligheid voor democratische waarden is ook logisch in het licht van wat Yves Salesse zegt over de sociale basis van de Europese constructie, namelijk(10) “de politiek-administratieve top van de staten, met daarbij nog diverse milieus die profiteren van deze constructie: advocatenkantoren, consultants, intellectuelen en onderzoekers in het Europees circuit, lobbykabinetten enzovoort.”

Het is nog te vroeg om te bevestigen of met de afwijzing van de grondwet in Frankrijk en Nederland, en vooral de intense politisering die daarmee gepaard ging bij onze zuiderburen, een nieuwe periode, of liefst een nieuw tijdperk, geopend werd. Maar als sociale bewegingen, vakbonden, burgers binnen en buiten partijen er steeds beter in slagen om de hautaine toe-eigening van “Europa” door de professionals te doorprikken, te ridiculiseren en te delegitimiseren, als ze hun eigen Europese voorstellen gaan uitwerken en verdedigen en er de redelijkheid, deugdelijkheid en wenselijkheid van aantonen, dan kunnen we ons misschien rendez-vous geven op een Ă©cht volkse verjaardagsparty, op 29 mei 2025!

————————————————-

Voetnoten:

(1) Een internationale kalender daarvan is te vinden op een speciaal gecreërde website http://europa.eu/50/

(2) http://ec.europa.eu/belgium/information/publications/eurinfo/nl/eurinfnl313_nl.pdf

(3) Voor BelgiĂ« zijn dit Chris Hoornaert, diplomatiek raadgever van Verhofstadt, tevens de belgische ‘Mister Lissabon’ , en Xavier Dumoulin, directeur Europese zaken.

(4) De tekst luidt: “Om die reden zijn wij vandaag, 50 jaar na de ondertekening van de Verdragen van Rome, verenigd in het streven de Europese Unie voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009 een vernieuwde gemeenschappelijke basis te geven.”

(5) Wie zulke weetjes graag opvolgt, kan best euobserver.com raadplegen.

(6) Marie-ThérÚse Bitsch, Histoire de la construction européenne, Ed. Complexe, 2004.

(7) Deze crisis, volgend op de nationalisatie van het Suezkanaal door Nasser (juli 1956), illustreert in menig opzicht dat de kaartenverdeling op wereldvlak met de Tweede Wereldoorlog definitief gewijzigd is. Frankrijk en Groot-BrittanniĂ« spelen een laatste keer solo slim en vallen, in geheim akkoord met Israel, de luchthavens en de kanaalzone aan in Egypte (eind oktober – begin november ’56). De Verenigde Staten reageren furieus, en kondigen een olie-embargo af tegen de oorlogstokers, de kredietlijnen van het IMF worden geblokkeerd 
 De EinzelgĂ€nger moeten vlug inbinden, en sindsdien heeft Londen nooit meer de Angelsaksische solidariteit beschaamd. Frankrijk van zijn kant is nu op Hertoginnedal ook inschikkelijker: wil men iets betekenen in de wereld, dan alleen in een Europees bondgenootschap, en liefst met een atoomwapen in de hand (zoals de Britten). Op die manier maakten geopolitieke overwegingen het tekenen van twee verdragen gemakkelijker dan van Ă©Ă©n.

(8) De verdragen van Rome worden meestal als logische verderzetting van de EGKS voorgesteld., maar in de weinige jaren tussen de twee heeft de markt al heel wat terrein herwonnen op de overheid. In het EGKS-verdrag is er sprake van minimumlonen, verplichtingen van de bedrijven, enz.; door eigen middelen (i.p.v. bijdragen van de staten) was de greep van de regeringen ook geringer. Een raad van ministers was er aanvankelijk ook niet voorzien. Welke historicus verdiept zich eens in die weinig spectaculaire maar betekenisvolle evolutie, op een achtergrond van Marshallplan, Koude Oorlog, “atlantisering” van de sociaal-democratie enz. ? Misschien kan die beginnen bij de suggestie van Rik Van Cauwelaert in zijn Knack-editoriaal van 21, waar hij het heeft over Amerikaanse inlichtingendiensten, het American Committee on United Europe, Paul-Henri Spaak en de Europese Beweging?

(9) P. Van de Meerssche, De Europese integratie 1945-1970, Davidsfonds-Leuven, 1971, p. 168.

(10) Yves Salesse, Manifest voor een ander Europa, Academia Press Gent, 2004, p. 49.

 

 

Reacties plaatsen niet mogelijk