Komende evenementen

Nobelprijs voor de Vrede aan de EU roept vragen op


Door Ludo De Brabander (Vrede vzw) en Georges Spriet





Opinie, gepubliceerd in De Wereld Morgen van 12 oktober 2012

De Europese Unie krijgt de Nobelprijs voor de vrede. Dat is even slikken. De EU kennen we vooral van het neoliberale beleid dat bevolkingsgroepen en landen tegen elkaar opzet. Ook het sterk gemilitariseerd karakter van het Buitenlands- en Defensiebeleid, de Europese wapenhandel, de band met de NAVO… kunnen bezwaarlijk als vredesbeleid worden gezien.

“Al meer dan zestig jaar bouwen de Europese structuren aan vrede en verzoening onder vroegere vijanden, zelfs wanneer het continent worstelt met economische rivaliteiten die de cohesie en de toekomst van de EU bedreigen.” aldus het Nobelprijs Comité.

Niet alleen de zoektocht naar het samenbrengen van Frankrijk en Duitsland na de Tweede Wereldoorlog wordt in ogenschouw genomen, maar ook de verspreiding van verzoening en democratie over het verdeeld Europa tijdens de Koude Oorlog en over de Balkan waar Europa’s jongste oorlogen zich afspeelden. “De stabiliserende rol van de EU hielp een groot deel van Europa transformeren van een oorlogscontinent naar een vredescontinent”, voegde comitévoorzitter Thorbjon Jagland er nog aan toe. Enkele bedenkingen hierbij.

Neoliberalisme

Dit is even slikken. De EU is nu al jaren de politiek institutionele waakhond van het neoliberalisme, waarin de financiële sector compleet gedereguleerd werd. Met de crisis vanaf 2008 is die financiële sector er in geslaagd om de opgestapelde verliezen die het gevolg zijn van de gevoerde financiële liberalistische politiek, door de gemeenschap te laten betalen: “We moeten de systeembanken redden”, was de alom gehoorde boodschap.

Om dat te bereiken wringen de EU, zowel de Europese Raad van de regeringshoofden als de Commissie en de Europese Centrale Bank, samen met het IMF, de arm om van de nationale overheden om drastische besparingen door te voeren. De landen met de grootste moeilijkheden worden door de andere – die niet zelden konden profiteren van de aangegane schulden door de eerste groep – als spilzuchtige potverteerders afgeschilderd.

Deze crisis zet de Europeanen inderdaad onderling tegen elkaar op, zowel op het niveau van de staten als op het niveau van de regio’s binnen lidstaten. Regeringen pogen de schuldaflossing immers ook te verhalen op de regionale overheden in hun land door ze eveneens tot grote besparingen te dwingen. Een steeds sterker in vraag stellen van de centrale regering is er het logisch gevolg van. Hier ligt ook een belangrijke verklaring voor de scherpe opkomst van separatistische bewegingen in zeg maar Spanje of Italië.

Denk maar aan de roep naar een afscheidingsreferendum in Catalonië of het voorstel voor de vorming van een macroregio in Noord-Italië, die fiscaal onafhankelijk zou zijn van Rome. Is Vlaanderen zich ook niet aan het inschrijven op dit lijstje?  De EU is, vooral door haar gevoerde politiek, een conflictbevorderende structuur geworden in plaats van een verzoenende.

Militair Europa

De EU is niet alleen een economische macht maar heeft zich zeker na het afsluiten van het Verdrag van Lissabon ook ontwikkeld tot een militaire macht. Om tot ‘doeltreffende militaire capaciteiten’ te komen werd in 2005 het Europees Defensie Agentschap (EDA) opgericht. Met het Verdrag van Lissabon krijgt dit Agentschap niet alleen een rechtsbasis, maar gebeurt dit zelfs op een zeer gedetailleerde manier.

In artikel 42 (lid 3) staat heel duidelijk wat de doelstelling is van dit Agentschap: “De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren”. Vrij vertaald betekent dit dat EU staten zich meer en beter moeten bewapenen. Het Agentschap moet daarvoor onder meer “de industriële en technologische basis van de defensiesector versterken”. De belangen van de defensie-industrie zijn dus simpelweg verdragsrechtelijk vastgelegd!

De uitgebreide omschrijving van de opdrachten van het EDA staat in schril contrast met de afwezigheid van bepalingen die de wapenhandel reguleren. De machtige positie die de defensie-industrie heeft gekregen in de Europese besluitvorming, heeft dit onderwerp uit het Verdrag gehouden, hoewel de EU over een bindende Gemeenschappelijke Positie voor wapenhandel beschikt met daarin 8 criteria voor de export van wapens.

Wapenhandel

Uit de praktijk blijkt dat de economische belangen van de Europese defensie-industrie primeren waardoor er heel wat Europese wapens hun weg vinden naar autoritaire regimes. De Arabische wereld (Midden-Oosten en Noord-Afrika, kortweg MENA) was in 2009 trouwens de belangrijkste wapenexportregio voor de EU.

In totaal werd voor een totale waarde van 11,673 miljard euro verhandeld. Minder dan 2 procent van de wapenvergunningen werd geweigerd. Veruit de belangrijkste afnemer van Europese wapens is Saudi-Arabië, in 2009 alleen al goed voor bijna de helft van de Europese wapenexport.

De Europese Unie krijgt de vredesprijs, maar je kan dat niet los zien van het gedrag van zijn (belangrijkste) lidstaten. Zo liggen in Frankrijk en Groot-Brittannië nog altijd grote arsenalen aan kernwapens – de vreselijkste wapens in de geschiedenis van de mensheid – die bovendien worden gemoderniseerd.

Verder hebben de Europese lidstaten de ‘verdienste’ de Europese defensie te hebben omgebogen tot een militair interventiebeleid. In Libië hebben we gezien wat dat betekent. Het regime dat men voordien nog vanuit Europa zwaar heeft helpen bewapenen werd nadien het voorwerp van een vredestichtende operatie met een aantal Europese landen in een zeer prominente rol.

Het zegt genoeg dat Europees parlementslid Guy Verhofstadt juist dit voorbeeld aanhaalt als de weg die de EU verder moet bewandelen in zijn commentaar op de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede: “Het is een schande dat we niet meer doen om het geweld in Syrië een halt toe te roepen. Europa moet opnieuw het voortouw nemen om ook buiten de unie vrede te stichten, zoals we gedaan hebben in Libië en Libanon”, aldus Verhofstadt.

Bijzondere opvattingen over vrede

‘Vrede stichten’ met militaire middelen enerzijds en een handels-, landbouw- en wapenhandelbeleid voeren dat desastreus is gebleken voor veel landen in het zuiden anderszijds… er zijn duidelijk verschillende uiteenlopende opvattingen over wat een vredespolitiek is.

Het Nobelprijs Comité heeft wel bijzondere opvattingen over de vrede. Een recente vredesprijswinnaar – Obama – ontpopte zich als de grootste stuwkracht voor de veralgemeende inzet van onbemande vliegtuigen tegen burgers, als een moderniseerder van de kernwapens, en als iemand die het conflict in Afghanistan met een grotere militaire inzet wilde oplossen.

Toen was de keuze vooral bedoeld als steun voor het discours dat zei een kernwapenvrije wereld na te willen streven, maar heeft men niet gewacht op wat ervan gerealiseerd zou worden. Vandaag  is de Nobel vredeslaureaat een structuur die haar bevolking doet verarmen, onderling verdeelt en dus mensen tegen elkaar opzet.

Is het misschien de bedoeling van het Nobelprijs Comité dergelijke politiek grondig te veranderen door nadruk te leggen op samenwerking en verzoening? Dan vrezen we dat die boodschap niet is aangekomen. Het kon in elk geval toch niet moeilijk zijn om andere geschiktere kandidaten te vinden voor een vredesprijs. Denken we maar aan de vele basisorganisaties die op het terrein echte vredesstichtende initiatieven ontwikkelen.

 

Reacties plaatsen niet mogelijk