Komende evenementen

Over het Europees economisch bestuur en foute analyses – vervolg

door Ronald Janssen (*)

verschenen op 24 maart 2015 in Social Europe Journal
Nederlandse vertaling door Ander Europa

 

De andere zondebok voor de crisis: verkwistende regeringen

 

In een eerste deel analyseerden we het nieuwe offensief van de vier voorzitters van Europese instellingen [Commissievoorzitter Juncker, voorzitter van de centrale bank Draghi, Europees ‘president’ Tusk en voorzitter van de Eurogroep Dijsselbloem] over de volgende stap in het Europees economisch bestuur. Daaruit bleek dat dit offensief een gebrekkige poging is om het verhaal over de crisis te herschrijven. Door lonen verantwoordelijk te maken voor de crisis werd het nochtans ongelooflijk wanbeheer verdoezeld van de kapitaalstromen in het eerste decennium van de eenheidsmunt.

Maar de nota van de vier voorzitters richt zijn pijlen ook op een tweede zondebok. Naast de onverantwoorde lonen worden ‘spilzieke’ regeringen die de publieke uitgaven omhoog duwen ook opgevoerd als een excuus, met dezelfde bedoeling om de financiële markten buiten schot te houden.

Hier luidt de argumentatie dat lidstaten er niet in slaagden hun voordeel te halen uit de ‘gunstige’ macro-economische omstandigheden van het eerste decennium van de monetaire unie. Hadden ze dat wel gedaan, hadden ze het Stabiliteits-en Groeipact (SGP) gerespecteerd, dan zouden de begrotingen in evenwicht geweest zijn of een overschot vertoond hebben, en de overheidsschuld zou lager geweest zijn. De overheidsfinanciën zouden dan over een marge beschikt hebben die kon vermijden dat de bankencrisis een begrotingscrisis werd. De inspanningen om de banken te redden zouden nog wel het begrotingstekort en de staatsschuld verhoogd hebben, maar beginnend vanaf een lager niveau, en men zou vermeden hebben dat de financiële markten hun vertrouwen in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën zouden verloren hebben. Dat is tenminste wat men beweert.

Zijn overheidsfinanciën bestand tegen een financiële tsunami?

Met andere  woorden, de argumentatie luidt dat regeringen zelf aan de basis liggen van de crisis in de overheidsfinanciën die uitbrak vanaf 2010, en die veel lidstaten tot een brutaal soberheidsbeleid bracht. Ze hebben immers de kans verkeken om de aanzienlijke groei gedurende de eerste 10 jaar van de Europese monetaire unie om te zetten in overschotten op de begroting.

De ervaringen van Spanje en Ierland zijn nuttig om deze claim te evalueren. In tegenstelling tot wat velen geloven, volgden deze twee landen wel degelijk het aanbevolen beleid. Ze maakten gebruik van de ‘gunstige’ macro-economische omstandigheden van het eerste decennium van de eenheidsmunt. Bij het begin van de financiële crisis had Spanje een budgettair overschot van 2% van zijn BBP, Ierland had zelfs een overschot van 3%. Maar deze overschotten verdwenen gewoon in het niets bij de financiële tsunami die toen volgde. De volgende grafiek toont duidelijk aan hoe enorm de omslag was in de publieke financiën ten gevolge van de financiële crisis: het budgettair overschot van 2%, respectievelijk 3%, voor Spanje en Ierland veranderde in een deficit van respectievelijk 10% en 30%.

 

RJ2GR1

Hetzelfde verhaal voor wat betreft de overheidsschuld. Toen Spanje en Ierland in de crisis terecht kwamen, lag hun overheidsschuld ver beneden de 60%-grens opgelegd door het Stabiliteits-en Groeipact. De staatsschuld van Spanje bedroeg 35% van het BBP, die van Ierland 24%. Maar ten gevolge van de financiële crisis steeg die schuld in 2013-tot 92%, respectievelijk 123%.

Naar deze cijfers te oordelen, is het onrealistisch om te verwachten dat overheidsfinanciën in staat zouden zijn het hoofd te bieden aan het geweld dat losgelaten wordt bij een grote financiële ineenstorting. Zelfs bij een dubbel zo hoog overschot in Ierland of Spanje zou de financiële meltdown hun begroting nog steeds diep in het rood gestuurd hebben; ook zou de daaropvolgende inspanning om het deficit onder de magische grens van 3% te brengen nog steeds gezorgd hebben voor een lamentabele groei en hoge werkloosheid.

Een raadsel

Als we de blik werpen buiten de Europese muntunie, kunnen we een andere interessante vaststelling doen waarover de vier voorzitters zwijgen.

De volgende grafiek houdt een raadsel in. Men kan er zien dat het deficitpatroon in Spanje en Italië enerzijds, en in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten anderzijds, vrij gelijklopend is. Ze begonnen alle aan de crisis met ongeveer het zelfde deficitniveau, en de toename van dat deficit was van dezelfde grootteorde. De vraag is dan: waarom gingen de financiële markten tekeer in Spanje en Italië, en niet in het VK en de VS, waarom was er in de eerstgenoemde landen een plotse stop van de kapitaalstroom, met vernietigende gevolgen voor hun overheidsfinanciën, hun banksysteem en de geldverlening aan de reële economie? Waarom verloren de financiële markten hun vertrouwen niet in de VS en het VK, terwijl het overheidstekort er haast identiek was?

 

RJ2GR2

De oplossing van dit raadsel is dat de VS en het VK beschikken over wat de individuele lidstaten van de eurozone missen. In de VS en het VK treedt de centrale bank op als de ‘bankier van de regering’, en staat er borg voor de soevereine schuld. De markten weten dat de VS en het VK altijd hun overheidsschuld zullen kunnen terugbetalen, want in het ergste geval zou de centrale bank ingrijpen en het nodige geld drukken.

Bovendien hebben de Federal Reserve en de Bank of England [de centrale banken van de VS en het VK] reeds jaren geleden hun geldpers laten draaien om er overheidsschuld mee op te kopen, zodat de Staat over middelen beschikte om de vraag te stimuleren. Op die manier slaagden beide centrale banken erin ondermijnende marktverwachtingen te vermijden.

Maar de Europese Centrale Bank (ECB) deed dit niet. Met de bedoeling greep te krijgen op het economisch en sociaal beleid van de lidstaten liet ze eerst toe dat er zich negatieve marktverwachtingen ontwikkelden. Daarop volgden druppelgewijze en relatief bescheiden tussenkomsten van de ECB in de markt van de overheidsschuld, waaraan strikte en contraproductieve voorwaarden verbonden waren zoals besnoeiingen in de lonen in de openbare sector en ondermijning van de collectieve onderhandelingsmogelijkheden van de vakbonden. Het was pas midden 2012, toen het kwaad reeds geschied was na meer dan twee jaar beroering op de schuldenmarkt van de Eurozone, dat de ECB er eindelijk in slaagde om de markten te kalmeren. Het bestaan van de euro zelf begon immers in gevaar te komen, en toen deed Draghi zijn fameuze uitspraak dat hij er “alles zou aan doen om de euro te redden”.

Besluit

Onze vier grote voorzitters zouden er beter aan doen het probleem bij de wortel aan te pakken als ze het hebben over de toekomst van het economisch bestuur.

In plaats van toe te laten alle controle over het financiële systeem te verliezen door de ontwikkeling van met schulden bolstaande financiële zeepbellen, en dan te onderstellen dat de overheidsfinanciën de boel gaan opruimen, is het een veel beter idee om instrumenten te ontwikkelen voor een interventiebeleid op de financiële markten. De overheid kan er dan voor zorgen dat de kapitaalstromen binnen de muntunie niet gericht worden op het financieren van speculatieve zeepbellen.

Het is hoog tijd om – in plaats van de overheidsfinanciën en sociale bestedingen als de zondebok voor te stellen – het echte probleem van de Europese muntunie aan te pakken: het is de enige muntunie in de wereld waar de centrale bank niet met zijn volle gewicht achter de overheidsschuld staat.

 


(*) Ronald Janssen is economisch adviseur werkzaam bij de Europese vakbeweging in Brussel.

 

Reacties plaatsen niet mogelijk