Komende evenementen

Reacties van de vakbonden op de aanvallen van de EU op de lonen

door Anne Dufresne (*)

verschenen in Social Europe Journal, 27 juni 2013
Vertaling: Ander Europa

De lonen, en dus ook de vakbonden, worden sterk onder vuur genomen door de Europese autoriteiten. Tot nog toe bleven lonen een exclusief nationale aangelegenheid, als een onderhandeld recht dat tot de kern behoort van de identiteit van de vakbonden. Sinds het verdrag van Maastricht werd het uitgesloten uit de bevoegdheden van de EU. Maar sinds ongeveer twee jaar, met het instellen van het nieuw ‘Europees economisch bestuur’ (Europact, sixpack,…) hebben de economische actoren van de EU de lonen gekidnapt. De Europese Centrale Bank (ECB), DG Ecfin [1] en de Ecofin-raad [2] hebben het loon tot een statistische indicator omgevormd, namelijk de ‘Unit Labor Cost’ of ULC [3]. Deze moet onder controle gehouden worden om de competitiviteit te verbeteren. Loonsverhogingen mogen een bepaald niveau niet overschrijden op straffe van een financiële sanctie. Op die manier is het loon geëvolueerd van een onderhandeld recht op nationaal niveau naar een Europese marktprijs!

 Volgens de Europese Raad moeten ” obstakels van institutionele aard voor een flexibele aanpassing van de prijzen en lonen aan de marktvoorwaarden uit de weg geruimd worden”. Dat is de reden waarom loonsystemen sinds 2010 onder druk zijn komen te staan in heel Europa, en des te heviger naarmate een lidstaat meer onderworpen is aan de EU. Het kan gaan om de autoritaire interventies van de Trojka (Commissie, ECB,  IMF) en zijn dwingende soberheidsplannen in de landen van de zogenoemde ‘periferie’ in Zuid- en Oost-Europa en in Ierland (eenzijdige vermindering van de minimumlonen, brutale besparingen in de openbare diensten); het kunnen ook aanbevelingen zijn van de Commissie in landen van het Noorden (in vraag stellen van de loonindexering en opdringen van een loonstop in België, vermindering van de minimumlonen in Frankrijk,…). Het ontmantelen van het systeem van collectieve loononderhandelingen – systeem dat er door harde strijd is gekomen – komt neer op een frontale aanval op het bestaan zelf van de vakbonden in elk van de lidstaten. De Commissie maakt daar geen geheim van, en gaf in een recent rapport van DG Ecfin aan dat het mogelijk moet zijn “maatregelen te bevorderen die er toe leiden dat vakbonden globaal minder bij machte zijn om de lonen te bepalen” [4]. Hoe reageren Europese vakbonden wanneer ze met een dergelijke dreiging geconfronteerd worden?

Lonen zijn al te lang een taboe gebleven voor het Europees Vak Verbond (EVV), dat de voorkeur gaf aan de Europese Sociale Dialoog [5], waar net de lonen geen deel van uitmaken. Maar de frontale aanval van de EU bracht het onderwerp naar de voorgrond. In april 2008 organiseerde het EVV de eerste Europese betoging onder het motto ” hogere lonen en een beter deel van de winst”, in plaats van een vage slogan zoals “voor een sociaal Europa”. Op zijn laatste congres in Athene in mei 2011 kon het EVV een gemeenschappelijke diagnose naar voor schuiven gesteund door de grote meerderheid van de Europese vakbonden (alleen het Franse CFDT had een afwijkend standpunt): het EVV verzette zich tegen de Commissie en haar economisch bestuur, en vroeg dat het bulldozerbeleid van de EU tegen de lonen zou stopgezet worden. Als er dus een echte consensus is tussen de vakbonden om de blijvende druk op de lonen te weigeren, blijft de vraag: hoe moet het verder gaan? Hoe zou een tegenstrategie van de vakbonden er kunnen uitzien?

Een eerste antwoord gaat terug naar de jaren 90. Het EVV had een strategie ontwikkeld om loondumping te bestrijden door de coördinatie van de collectieve loononderhandelingen. Het EVV volgde hierbij het spoor van de Europese Metaalbewerkersfederatie (die inmiddels samensmolt met de chemische en textielfederatie tot de Europese Industriefederatie). Het idee was een ‘syndicale’ loonnorm naar voor te schuiven, waarbij de reële lonen op zijn minst de productiviteitsstijging moesten volgen. Aangezien de EU het nu heeft over nominale lonen ‘ in overeenstemming met de productiviteit’ (zonder te gewagen van inflatie) en een neerwaartse harmonisatie voorstaat over heel Europa, is het van belang om deze syndicale loonnorm te actualiseren en de pogingen tot Europese coördinatie door de vakbonden te versterken. Een offensievere benadering tegen de huidige Europese loonpolitiek zou zijn om alle regelingen voor collectieve loononderhandelingen in de verschillende lidstaten te versterken om zo te komen tot een Europees groeibeleid gesteund op loonsverhogingen.

Een tweede benadering is die van het Europees minimumloon, een nogal vanzelfsprekend ordewoord gezien de uiteenlopende lonen die betaald worden in de EU en het ontbreken van een minimumniveau in sommige landen. Een Europese regel die zorgt voor een relatieve verhoging in alle landen zou kunnen bestaan in de invoering van een minimumloon gebaseerd op het nationaal gemiddelde loon: 50% op korte termijn, 60% op langere. De vakbonden in de grote landen zijn daar in grote lijnen  voor: de Fransen met het ‘SMIC’-model, de Engelsen die kunnen bogen op het recent succes met hun minimumloon, en de Duitsers die uitkijken naar een universele standaard vóór de volgende verkiezingen. Maar er is ook een ‘afwijzingsfront’, in het bijzonder in Italië en Scandinavië, want ze vrezen voor hun onderhandelingsysteem van sectorale minimumlonen, die soms flink hoog zijn. Hun veto blokkeerde alle pogingen dienaangaande sinds het begin van de eeuw. Dat het momenteel onmogelijk is om hierover een akkoord te bereiken, niettegenstaande de steeds heviger aanvallen tegen de lonen, bewijst dat er nog een hele weg moet afgelegd worden om tot een gemeenschappelijke onderhandelingsdynamiek te komen op transnationaal niveau.

We blijven dus met heel wat vragen zitten. Hoe uit de impasse geraken wanneer vakbonden zich op het nationale terugplooien? Hoe kunnen  het steeds groter onevenwicht tussen landen, de toenemende sociale spanningen en het mogelijk buitenspel zetten van de vakbonden vermeden worden? Hoe kunnen we nieuwe krachtsverhoudingen uitbouwen tegenover de  economische machthebbers in de EU?

De uitdagingen zijn groot. Enerzijds moeten we komen tot een strategie voor de europeanisatie van de strijd. Die is reeds aan de gang met de steeds snellere opeenvolging van gedecentraliseerde Europese actiedagen. De transnationale staking van 14 november 2012 was eigenlijk een primeur, want ze werd gelijktijdig georganiseerd in alle landen van het Zuiden die het meest getroffen worden door de soberheidsmaatregelen. Anderzijds moeten de sociale onderhandelaars hun zeggenschap over de lonen herwinnen. Voor loonaangelegenheden op Europees vlak zijn zij alleen bevoegd, niet de Europese autoriteiten die aansturen op loonbeperking. De weg ziet er  nog zeer lang uit…


Anne Dufresne is onderzoekster (FNRS-FRS) aan de UCL (Université Catholique de Louvain) en aan het  Institut de Recherches Economiques et Sociales (Ires, Frankrijk). Ze is ook militante van de Brusselse Comités Action Europe (CAE).

[1] DG Ecfin is een administratie van de Europese Commissie (commissaris Olli Rehn), het Europees ‘ministerie van economische en financiële zaken’. [Noot van de vertaler]

[2] De Ecofin-Raad (Raad Economische en Financiële Zaken) bestaat uit de ministers van economische zaken en/of financiën van de lidstaten. [Noot van de vertaler]

[3] Unit Labor Cost (ULC) is de gemiddelde loonkost van een product, en aldus een element van de prijs-competitiviteit. [Noot van de vertaler]

[4] Zie blz. 105 van het rapport “Labour Market Developments in Europe 2012“, Europese Commissie. [Noot van de vertaler]

[5] De ‘Europese Sociale Dialoog’ bestaat erin dat de Europese Commissie bij initiatieven met sociale implicaties de ‘sociale partners’ (vakbonden, ondernemersorganisaties) raadpleegt. Er vloeit geen enkele verplichting uit voort, maar het is een zeer goedkope manier om de schijn van een ‘sociaal Europa’ hoog te houden.  [Noot van de vertaler]

Dit artikel maakt deel uit van het  EU Social Dimension expert sourcing project dat samen opgezet werd door Social Europe JournalEVVIG Metall, de  Hans Böckler Stiftung, de Friedrich-Ebert-Stiftung en Lasaire.

 

Reacties plaatsen niet mogelijk