Komende evenementen

De PvdA en Europa: stapje vooruit en veel illusies

door Willem Bos, maart 2009

De klap van het referendum over de Europese Grondwet is bij de Partij van de Arbeid hard aangekomen. Terwijl de partij actief campagne voerde vóór bleek een ruime meerderheid van de leden en de aanhang van de partij tegen de Grondwet te zijn. Onder de titel “vertrouwen herwinnen”, is de partij nu met een discussienota over Europa gekomen. In deze nota wordt een kritischer houding van de partij ten opzichte van Europa bepleit. De opstellers van de nota willen de burgers een nieuw Europees perspectief bieden.

“Europa is van ons”, zo zeiden de twee voorzitters van de commissie Duivenstein en Koole in NRC Handelsblad naar aanleiding van het verschijnen van de nota. Daar hebben beide heren groot gelijk in. Het huidige Europa is in belangrijke mate het geesteskind van de sociaal-democratie. Samen met de christen-democraten zijn ze de grote voorvechters van dit Europa, en meer dan hun christelijke broeders hebben zij er hun stempel op kunnen drukken.

In de voor het huidige Europa cruciale jaren negentig hadden de sociaal democraten in een groot deel van Europa de politieke macht in handen. Gedurende een aantal jaren waren sociaal-democratische regeringsleiders in de Europese Unie zelfs in de meerderheid. En tussen 1985 en 1994 was de Franse sociaal-democraat, Jacques Delors voorzitter van de Europese Commissie.

Juist in de periode dat de neoliberale politiek in Europa werd vastgelegd zaten sociaal-democraten in Europa op sleutelposten.

Ook bij de opstelling van de Europese Grondwet waren de sociaal democraten nauw betrokken. PvdA Kamerlid Frans Timmermans vertegenwoordigde het Nederlandse parlement in de Conventie die de Grondwet ontwierp. Timmermans was in Nederland dan ook een van de felste voorvechters van de Europese Grondwet. Kritiek op het huidige Europa uit de mond van sociaal-democratische voorlieden zou dus ook zelfkritiek moeten zijn.

Euro-kritisch

De nota – die is opgesteld door een commissie met maar liefst 15 leden (waaronder veel Tweede-Kamerleden en Europarlementariërs) heeft, zo werd nadrukkelijk verklaard de steun van partijleider Wouter Bos. De nota begint terecht met de constatering dat het Nee in het referendum geen afwijzing van Europese samenwerking betekende en dat een zeer ruime meerderheid van de bevolking – ook van de nee-stemmers – voorstander is van het lidmaatschap van de Europese Unie.

De PvdA wil bijdragen aan herstel van vertrouwen van de burgers in Europa, maar constateert ook dat het daarvoor nodig is dat Europa zelf verandert. Er moet de burgers een nieuw en overtuigend perspectief worden geboden. Maar biedt de nota dat ook?

Onder het kopje ‘Een sociaal Europa’ wordt onder andere gepleit voor het terugdringen van de marktwerking als het gaat om sociaal beleid en de publieke sector en voor het overlaten van de inrichting van de verzorgingsstaat aan de nationale democratie. Ook stelt men dat de regels voor de marktwerking alleen moeten gelden voor grensoverschrijdende en niet voor nationale en regionale markten. Het is allemaal zeer voorzichtig en vaag geformuleerd, maar het betekent een ommezwaai ten opzichte van het vroegere PvdA-standpunt over de Europese Unie. Helaas wordt nergens in de nota duidelijk gemaakt dat de voorgestelde bijstelling een breuk zou betekenen met de huidige doelstelling van de Unie, namelijk het handhaven van een vrije markt met onbelemmerde concurrentie. In het interview met NRC Handelsblad stelt voorzitter Koole stoer: “Nou dan komt er maar een Europese verdragswijziging”. Hoe hij dat denkt te bereiken in de huidige situatie, nu rechts inmiddels een duidelijke meerderheid heeft in Europa blijft in het midden.

Neoliberalisme niet ter discussie

De neoliberale politiek als zodanig wordt in de nota niet ter discussie gesteld. Er staat een wollig verhaal in over mondialisering waarin op de gebruikelijke wijze technologische veranderingen en de neoliberale politiek op één hoop worden gegooid om dan te concluderen dat deze mondialisering zowel kansen als bedreigingen brengt. ‘De interne markt kan bijdragen aan het realiseren van onze sociale doelstelling. Maar als de vrije markt een zelfstandig doel wordt komt het sociale model in het gedrang,’ is een typerende passage.

Dat de vrije markt in Europa al lang tot doel is verheven, daar wordt aan voorbijgegaan. En wat erger is er wordt voorbijgegaan aan de gevolgen daarvan. Dat de inkomensverschillen in Nederland jaar na jaar groter worden. Dat inmiddels tien procent van de Nederlanders op of onder het bestaansminimum leeft. Dat het daarbij niet alleen meer gaat om mensen die buiten het arbeidsproces zijn komen te staan maar dat er ook een groeiende laag van ‘working poor’ is ontstaan, mensen die ook werkend niet boven het bestaansminimum uit komen. Dat de voedselbanken in Nederland als paddestoelen uit de grond schieten. Er wordt allemaal geen aandacht aan besteed. Of het moet zijn in passages als: “Aan de mensen die hun baan verliezen als gevolg van de concurrentie of zich moeilijk aanpassen aan de snelle veranderingen in de economie, moeten we bestaanszekerheid bieden. In het opkomen voor deze groepen hebben sociaal-democraten een rijke traditie opgebouwd en wij zijn daar trots op.” Kortom voor de PvdA blijft het bij pleisters voor de slachtoffers.

Europa zelf

De passages waarin gepleit wordt voor het terugdringen van de marktwerking op een aantal punten zijn met enige reserve toch als positief te beoordelen. Dat kan helaas niet gezegd worden voor wat de nota te zeggen heeft over het functioneren van de Europese Unie.

Het centrale punt: de gebrekkige democratie op Europees vlak, komt in de nota nauwelijks aan de orde. Er wordt weliswaar gesproken over de noodzaak ‘radicaal te democratiseren’ maar de enige concrete punten die daarbij genoemd worden zijn het ‘initiatiefrecht voor het Europese parlement’ en de ‘mogelijkheid voor een burgerinitiatief’. Zelfs andere positieve punten uit de Grondwet – zoals de openbaarheid van de vergaderingen van de Europese Raad komen niet terug in de nota.

Natuurlijk is dat initiatiefrecht noodzakelijk om het Europese parlement tot een volwaardig parlement te maken. Maar het is verre van voldoende. Een parlement dat niet de mogelijkheid heeft om leden van de uitvoerende macht (Eurocommissarissen) naar huis te sturen en geen zeggenschap heeft over een belangrijk deel van het Europese beleid voldoet niet aan de minimale eisen die je aan een parlementaire democratie moet stellen.

Over de positie van de Europese Commissie en de Europese Raad zwijgt de nota zelfs helemaal. Er wordt er in de nota opgemerkt: “Invloed uitoefenen op de Europese instellingen via het democratische proces blijkt moeilijk”. Maar aan de vraag hoe de zaak dan veranderd kan worden zo dat er wel van enige democratische invloed sprake kan zijn heeft de commissie zich maar niet gebrand.

Wel moet er kritische gekeken worden naar het functioneren van volksvertegenwoordigers. “Nationale parlementariërs zijn ook verantwoordelijk voor de Europese aspecten van hun portefeuille en worden daarop nadrukkelijk aangesproken’, schrijft de commissie streng. En ook wordt opgemerkt dat Europarlementariërs zich meer dienen te gedragen als vertegenwoordigers van hun kiezers in Brussel dan als Europese ambassadeurs in Nederland. Met de waarschijnlijk niet eens als grap bedoelde toevoeging “Aan hun kiezers in Nederland leggen zij ook verantwoording af.” En als klap op de vuurpijl is er het pleidooi om het dubbelmandaat – waarbij leden van de Eerste of Tweede Kamer tevens europarlementariërs zijn – weer toe te laten. Zo kan de oude leus ‘stuur je opa naar Europa’ vervangen worden door: ‘laat die backbencher tot zijn pensioen Europa er maar bij doen.’

Weerstand

De nota is volgens de pers door woordvoerders van CDA en VVD geprezen. Blijkbaar ziet men daar in dat de passages over het terugdringen van de marktwerking toch niet erg hard zijn, en kan men zich in de rest wel vinden. Binnen de PvdA lijkt dat anders te liggen. In Trouw gingen voormalig Europarlementariër Joke Swiebel en kandidaat internationaal secretaris Willemien Ruygrok onder de titel ‘Het ontbreekt PvdA aan lef’ tegen de nota te keer.

Het idee dat de lidstaten zelf kunnen beslissen wat in eigen land tot de publieke en semi-publieke diensten wordt gerekend noemen zij een hersenschim en een utopie waarmee de kiezers voor het lapje worden gehouden. Daar hebben ze natuurlijk gelijk in. Als er in Europa niet iets zeer fundamenteels verandert is er geen schijn van kans dat de Koole’s verdragswijziging er komt. Al was het maar omdat in de huidige structuur alle lidstaten met een dergelijke verandering in moeten stemmen.

Maar ook Swiebel en Ruygrok zijn helemaal niet voor fundamentele veranderingen in Europa. Het lef dat de PvdA volgens hun moet hebben bestaat in vertrouwen in geestverwante Europese politici. Zo staat de ene illusie, (we kunnen ons wel onttrekken aan de Europese marktwerking) tegenover een andere (we kunnen het met onze geestverwanten wel regelen). En zo wordt het wezenlijke punt: Er is een ander Europa nodig, door beide ontweken.

Het is de vraag of veel van de nee stemmers in de achterban van de PvdA zich door deze aanpak laten overtuigen. Voor ons als linkse activisten is het natuurlijk nuttig dat de PvdA nu afstand neemt van de het dogma van de marktwerking. Dat kan helpen in de strijd tegen die marktwerking in de publieke sector, de dienstenrichtlijn en allerlei andere verslechteringen die de neoliberale agenda nog voor ons in petto heeft.

Maar het meest interessante is natuurlijk dat de PvdA nu schoorvoetend afstand begint te nemen van het Europa van de Grondwet. Niet omdat er vijftien bollebozen in een commissie van mening zijn veranderd. Maar alleen omdat het referendum heeft laten zien dat de PvdA met haar eerdere Europa-standpunt zelfs hun eigen achterban niet hebben kunnen overtuigen. Dat geeft nog eens aan hoe nuttig en succesvol de nee campagne is geweest.

[Dit artikel werd geschreven voor actieblad Ravage.]

 

Reacties plaatsen niet mogelijk