Komende evenementen

Een Trojaans paard voor sociaal Europa

door Ronald Janssen (*)

verschenen op 17 oktober 2013 in Social Europe Journal
Nederlandse vertaling door Ander Europa

Behoudsgezinden en de bedrijfswereld zijn meestal goed in het ombuigen van progressieve ideeën richting hun eigen beleidsprioriteiten van deregulering en privatisering [i]. Maar met de recent gepubliceerde mededeling van de Commissie over de sociale dimensie van de Europese monetaire unie (EMU) hebben ze zichzelf overtroffen. Ziehier waarom.

Achter een sociaal jargon…

Op het eerste gezicht zegt de mededeling de juiste dingen. Men erkent dat het systeem van Europees economisch bestuur versterkt werd, maar dat “het werk nog niet helemaal af is” en dat “de ontwikkeling van de sociale dimensie een essentieel deel is van dit proces”. Men gaat dan verder met de definiëring van de sociale dimensie van de EMU als “de geschiktheid van de economische bestuursmechanismen om problematische ontwikkelingen en uitdagingen die verband houden met tewerkstelling en sociale politiek te identificeren, in rekening te brengen en aan te pakken”.

Dit laatste citaat gaat inderdaad naar de kern van de zaak. In de laatste vijf jaar heeft Europa snel een machtig systeem van ‘economic governance’ uitgebouwd met economische verordeningen zoals het ‘sixpack’ en het ’twopack’, een nieuw Stabiliteitsverdrag, en, last but not least, de directe interventie van de Trojka in landen met financiële problemen.

Dit systeem van economisch bestuur treedt op als een soort bulldozer die alle sociale instellingen wegveegt, in het bijzonder de procedures voor loonvorming en collectieve belangenverdediging. De belangrijkste uitdaging bestaat er dus in dit proces terug in evenwicht te brengen, en grenzen te stellen aan de macht en de tussenkomsten van de economic governance, door een aanzienlijke versterking van het sociale luik in Europa [ii].

… schuilt de tronie van de economic governance

Bij nader toekijken blijkt het bericht van de Commissie echter dubbelzinnig te zijn. Iedere paragraaf met ‘sociale’ connotatie wordt systematisch begeleid met ideeën en passages die geplukt worden uit het denkkader van de economic governance.

Het begint al wanneer de catastrofale cijfers over werkloosheid en sociale uitsluiting vermeld worden. Er zijn meer dan 26 miljoen werklozen in Europa, de armoede wint terrein, maar toch slaagt het Commissiebericht erin te beweren dat er “vooruitgang is gemaakt”. De volgende zinsnede maakt duidelijk wat de Commissie bedoeld wanneer ze spreekt over ‘vooruitgang’: “Vooruitgang is de versterking van het economisch bestuur in de EU”.

Met andere woorden, terwijl soberheidsbeleid en deregulering een sociale catastrofe in hele delen van Europa hebben veroorzaakt, verheugt de Commissie er zich in haar mededeling rond de sociale dimensie over dat het economisch bestuur versterkt werd. Het economisch bestuur, waarvan de essentie een steeds strikter soberheidsbeleid is, en steeds meer deregulering, en dat daarom waarschijnlijk nog meer sociale ellende zal veroorzaken! Dat is een enorme tegenstelling, en een visie die niet past in een mededeling van de Commissie over het sociaal beleid.

Het wordt nog erger wanneer de Commissie in haar conclusies zonder omwegen stelt dat “een goed functionerende monetaire unie flexibele markten veronderstelt”. Dat tart elke verbeelding! In verschillende lidstaten worden vakbonden en werknemers nu geconfronteerd met een systeem van Europees economisch bestuur dat essentiële werknemersrechten in vraag stelt, zoals het recht op collectief overleg, het recht op een deftig loon, het recht op een stabiele job. De ingrepen gaan zelfs zo ver als het verminderen van minimumlonen, en het toelaten van nep-vakbonden om het collectief overleg door representatieve sociale partners te ondermijnen. En wat antwoordt de Commissie daarop in haar mededeling over sociale politiek? Dat markten, inclusief de arbeidsmarkt, flexibel moeten zijn! Men kan niet aan de indruk ontkomen dat de hele Commissie geen zier meer geeft om de rechten van de werknemers, en dat ze, voor de keuze gesteld tussen de eenheidsmunt en de arbeidersrechten, voor de eenheidsmunt heeft gekozen.

Hernieuwde politieke steun voor competitiviteitscontracten

Een machiavellaans antwoord op deze analyse zou erin kunnen bestaan om te zeggen dat wat lippendienst bewijzen aan het jargon van de flexibele arbeidsmarkt er maar moet bijgenomen worden als daardoor sociale ingrepen mogelijk worden en er ook sociale indicatoren in het scorebord [iii] opgenomen worden.

Maar de mededeling over de sociale dimensie beperkt zich niet tot dit soort lippendienst. Ze heeft ook als bedoeling om het systeem van economisch bestuur te versterken door het opdiepen van vroegere voorstellen over ‘ex ante coördinatie van grote structurele hervormingen’ en een ‘convergentie- en competitiviteitsinstrument’. Deze ideeën werden reeds meer dan een jaar geleden gelanceerd door de drie Europese presidenten (van de Raad, de Europese Centrale Bank en de Commissie). Ze gaan er, kort samengevat, over om de structurele aanpassingsprogramma’s die aan de trojka-landen opgelegd werden, uit te breiden tot de rest van Europa. Volgens deze voorstellen zouden individuele lidstaten bindende contracten ondertekenen met de Commissie, waarbij een lidstaat aanvaardt om de structurele hervormingen door te voeren die de Commissie en de Raad elk jaar formuleren in de specifieke aanbevelingen voor elk land in het kader van het ‘Europees Semester‘. In de praktijk kunnen deze specifieke aanbevelingen gaan over het bevriezen van de minimumlonen, het decentraliseren van de collectieve onderhandelingen of ingrepen in het systeem van arbeidsbescherming. In ruil voor het tekenen van een dergelijk contract en het uitvoeren van de hervormingen zou de Commissie bijkomende financiële steun verlenen aan de lidstaten.

Volgens de formulering van de mededeling over de sociale dimensie, beantwoordt een dergelijke constructie aan het ‘principe om meer verantwoordelijkheid te koppelen aan meer solidariteit’. In minder omfloerst taalgebruik echter gaat het er over om de Europese integratie en het Europees budget te misbruiken om het neoliberaal model van de onbeperkte markt te bevorderen. Lidstaten die dit model opvolgen in de rechten en lonen van werknemers met voeten treden zouden bijkomende financiële steun krijgen. En de staten die een dergelijke sociale deregulering verwerpen zouden niets krijgen en aan hun lot overgelaten worden.

Men moet er zich goed van bewust zijn hoe pervers dit opzet is. Het houdt in dat de lidstaten doorheen het Europees budget de promotie van deregulerende hervormingen in andere lidstaten financieren. Diezelfde hervormingen vergroten dan de neerwaartse concurrentiedruk op de lonen en arbeidsvoorwaarden van andere staten, inclusief de staten die de promotie daarvan gefinancierd hebben.

Tot nog toe hebben de lidstaten in de Europese raad deze voorstellen verworpen, deels omdat ze niet willen dat er nog meer bevoegdheden over economische en sociale aangelegenheden naar de Commissie overgeheveld worden. En voor het ogenblik is de druk verminderd van de markten op de lidstaten om allerlei engagementen aan te gaan om geloofwaardiger te worden voor deze markten, omdat er een zekere kalmte is op financieel vlak na de belofte van de Europese Centrale Bank om ‘alles te doen wat nodig is’. Het zou daarom uiterst cynisch zijn indien deze competitiviteitscontracten in naam van de sociale dimensie terug op de discussietafel zouden komen van de Europese raad en daar goedgekeurd worden.

Een te hoge prijs voor een discussie over een Europees systeem voor werkloosheidsvergoeding

Wat ten slotte te denken over een Europees systeem voor werkloosheidsvergoeding? De mededeling stelt het zo voor alsof deze competitiviteitcontracten een  eerste stap zijn om op lange termijn te komen tot een gemeenschappelijke budgettaire bevoegdheid, in andere woorden tot een Europees systeem voor werkloosheidsvergoedingen.

Men kan met andere woorden de competitiviteitscontracten zien als de prijs die moet betaald worden voor het opzetten van een Europees systeem van werkloosheidsvergoedingen. Maar dat is een hoge prijs! Want de discussie over dit Europees werkloosheidsvergoedingsysteem is dusdanig georganiseerd dat dit systeem op voorhand gedoemd is om te mislukken. Want er wordt niet alleen verwezen naar de ‘lange termijn’, maar de mededeling over de sociale dimensie maakt ook perfect duidelijk dat Europa geen bevoegdheid heeft over deze zaken, en dat daarvoor een (tot mislukken gedoemde) verdragswijziging nodig is.

Besluit

In de media wordt de mededeling over de sociale dimensie voorgesteld als een initiatief om sociale bekommernissen tot de kern van het economisch bestuur te maken. Maar bij nader toezien merkt men dat de werkelijke bedoeling het doordrukken  is van de reeds bekende agenda van onvervalste (arbeids-)markthervormingen, inclusief het lanceren van nieuwe beleidsopties voor nog meer economische instrumenten. Men krijgt zelfs de indruk dat grote delen van de mededeling in werkelijkheid geschreven werden door DG ECFIN, en niet door DG tewerkstelling en sociale aangelegenheden [iv]. Het aanvullen van de economische pijler in Europa met een sociale dimensie is dringend en noodzakelijk, maar de mededeling over de sociale dimensie doet dat helaas helemaal niet, behalve misschien in het voorstel om sociale indicatoren op te nemen in het scorebord en die te gebruiken bij analyses.

 


(*) Ronald Janssen is economisch adviseur werkzaam bij de Europese vakbeweging in Brussel.

[i] “Flexicurity” is een voorbeeld. Flexicurity werd aanvankelijk gezien in relatie tot het Scandinavisch model van combinatie van een performante economie met een evenwichtige samenleving. Maar in heel Europa werd het concept nu een synoniem voor massaontslagen tegen geringe kosten en weinig beperkingen voor ondernemers. [Noot van R.J.]

[ii] Zie R. Janssen, “Lonen en collectieve onderhandelingen moeten gerespecteerd en gestimuleerd worden“.

 [iii] Dit ‘scorebord’ is een verwijzing naar de macro-economische indicatoren, die haast uitsluitend betrekking hebben op het ‘concurrentievermogen’, ingevoerd door het sixpack. [Noot van de vertaler]

[iv] DG staat voor directoraat-generaal, de “ministeries” van de Europese Unie. DG ECFIN is de dienst voor economische en financiële zaken, onder commissaris Olli Rehn. DG tewerkstelling staat onder leiding van de Hongaarse sociaal-democraat László Andor. Andor wordt soms opgevoerd als de ‘sociale’ kant van de Europese Commissie, al is het moeilijk dat met feiten hard te maken. Voor een andere, zij het zeer gematigde, kritiek op de mededeling van de Commissie over de sociale dimensie, zie de analyse door de recent rond de Vlaamse sociaal-democraten (sp.a) opgerichte denktank Metis.  [Noot van de vertaler]

 

 

Reacties plaatsen niet mogelijk