Komende evenementen

Hoe we de Europese Unie moeten begrijpen

Door Catarina Principe (*)

Verschenen in Jacobin Magazine  (16 okt. 2016)
Nederlandse vertaling door Ander Europa

 

“Als we het willen opnemen tegen de Europese Unie, moeten we eerst de aard ervan begrijpen.”

 

De linkerzijde in Europa staat voor een dilemma. De omvorming van SYRIZA van een anti-soberheidspartij naar een die de Europese diktaten opvolgt, de onverwachte verkiezingsresultaten in Spanje en het Brexit-resultaat dwingen er ons toe om opnieuw onze relatie met de Europese Unie te bekijken.

Yanis Varoufakis en DiEM25 hebben één oplossing:de wagen op gang brengen binnen de Europese Unie om zo linkse bewegingen bijeen te brengen. Maar hun analyse loopt mank waar het de erkenning betreft van de centrale rol die natiestaten nog altijd spelen. De staten blijven centra van kapitaalaccumulatie en plaatsen van democratie; de politieke strategie en de actoren die nodig zijn om het soberheidsbeleid de rug toe te keren kunnen enkel georganiseerd worden op het lokale en nationale niveau.

 

Het belang van staten

Sinds lang wordt de rol van de natiestaat in de Europese Unie (EU) betwist. Volgens velen betekent de oprichting van een transnationaal economisch blok dat de natiestaten nu een onbetekenende rol spelen in de organisatie van de economie. Maar deze analyse gaat voorbij aan de eigenlijke basis van de EU, die zowel nationaal als supranationaal is.

natiestatenHet lijdt geen twijfel dat deze unie bedoeld was als een transnationaal kapitalistisch blok dat in staat moest zijn te concurreren op de wereldmarkt. Maar om te beginnen waren het natiestaten ­ in onderlinge economische concurrentie ­ die dit blok oprichtten. Daarom volstaat het niet alleen de aandacht te richten op de transnationalisatie van het kapitaal; we moeten ook de rol begrijpen die het nationaal kapitaal speelt.

De Europese integratie bracht een dynamiek tussen kern en periferie op gang waarin kernlanden de arbeidskracht goedkoper maken om zodoende goedkope goederen te kunnen produceren en exporteren naar de markten van de periferie, waar de economie gebaseerd is op import en commercieel niet verhandelbare goederen.

Het zogenoemde ‘Duits mirakel’ zette druk op de lonen en zorgde voor precaire verhoudingen op de arbeidsmarkt. Daardoor konden enerzijds meer mensen aan het werk gezet worden voor minder geld, en anderzijds goedkopere goederen geproduceerd om er de markt mee te domineren. Landen van de periferie daarentegen ontmantelden de productieve sectoren van hun economie in ruil voor gemakkelijke toegang tot kredietverlening.

De gemeenschappelijke munt verscherpte alleen maar deze ongelijkheden. Toen Duitsland de Mark devalueerde met het oog op de invoering van de euro zorgde dit voor een onderwaardering van de nieuwe munt in Duitsland, terwijl die overgewaardeerd was in landen als Italië of Griekenland. Dit complex monetaire proces verankerde Duitslands centrale positie.

Het is verder ook zo dat met de oprichting van de Europese Centrale Bank ­ die het voor zwakkere nationale economieën onmogelijk maakt om hun munt te devalueren als reactie op een economische crisis ­ de afhankelijkheid van perifere economieën ten opzichte van de kernlanden nog versterkt werd.

Dit houdt geen ontkenning in van het feit dat de Europese Unie aan alle nationale burgerijen toeliet om op diverse wijze van het integratieproces te profiteren. Maar de onderstelling dat de Europese Unie een exclusief transnationaal fenomeen is miskent de centrale rol die de staten zelf speelden in de structurering ervan.

Het globaliseringsproces was niet iets dat zich buiten de staten om afspeelde; integendeel, ze waren er de ontwerpers van, en het gaat essentieel over de reorganisatie van de staat zelf. Leo Panitch noemt dit de ‘internationalisatie van de staat’. Staten functioneren nog steeds als de organisatievorm van het kapitaal en de markt, waardoor productie, distributie, communicatie en transacties tussen banken en bedrijven mogelijk gemaakt worden.

Dat was bijzonder het geval na de crisis van 2008. Het soberheidsbeleid vereiste grootschalige nationale programma’s, niet in de betekenis van een socialisering van het kapitaal zoals enkele decennia het geval was met de welvaartstaat en de regulering van de arbeidsmarkt, maar precies omgekeerd, een opgelegde deregulering van de arbeidsmarkt, afbraak van sociale programma’s, en bovenal het delgen van private schulden door er openbare schuld van te maken, zoals bij de redding van banken.

In die zin behartigen staten de-imperialistische belangen van het kapitaal op nationaal vlak. Dit proces raakt ook hen zelf: staten ondergaan het internationaal beleid dat ze zelf vorm gaven.

Bovendien hebben alle vormen van natiestaat een eigenschap gemeen: ze passen alle hun nationaal beleid aan aan de dynamiek van de wereldeconomie. Ongelijke ontwikkeling, sinds lang een kenmerk van het kapitalisme, staat in voor het voortbestaan van de internationale concurrentie, in tegenstelling tot sommige theorieën over globalisering.

James Meadway geeft nog een andere reden voor het belang van de staat bij de organisatie van de wereldeconomie. Hij stelt dat de globalisering mogelijks haar hoogtepunt bereikt heeft, en dat het kapitaal weldra terug naar ‘huis’ zal komen. Natiestaten spelen al een rol in deze reorganisatie.

Het is in ieder geval duidelijk dat er geen tegenspraak bestaat tussen de reorganisatie van het kapitaal op wereldvlak en de reorganisatie van de natiestaat.

 

En democratie?

Niet alleen bestaat de wereld nog steeds uit staten, die vorm geven aan de wereldeconomie, maar voor zover er tegenover de kapitalistische macht nog enige democratie blijft voortbestaan, zelfs al is die ondermaats, is deze ingebed in nationale en subnationale politieke structuren. De relatieve autonomie van de Staat tegenover het kapitaal creëert een ruimte waar politieke confrontatie, met mogelijks progressieve resultaten, kan plaatsvinden.

Op supranationaal niveau bestaat dit eenvoudigweg niet: de structuren van de Europese Unie waren van meet af aan ontdaan van democratie. Alhoewel het Europees Parlement direct verkozen wordt door de kiezers in de lidstaten,moet het zich volledig schikken naar de structuren erboven. Van het Europees Parlement gaat alleen de bekommernis uit om consensus te bereiken op het niveau van de Commissie of van de Raad. In die zin werkt verantwoording op het Europees niveau slechts naar boven toe.democracy

Met opzet was de euro ook zo opgevat dat hij immuun is voor electorale druk. Zo betekent de onmogelijkheid om de munt te devalueren als een lidstaat het nodig acht dat de monetaire politiek afgeschermd wordt van het kiezerspubliek.Wat overblijft van democratische verantwoording bestaat bijgevolg alleen op het niveau van de natiestaat.

In die zin is alles wat overblijft aan democratische verantwoording alleen te vinden op het niveau van de natiestaat. De wereld is nog steeds samengesteld uit staten, die in kern rol spelen bij de vormgeving van de wereldeconomie, maar voor zover er nog iets van democratie overblijft, hoe gebrekkig ook vindt men het in politieke structuren die alleen op het nationale of subnationale niveau bestaan.

De manier waarop Varoufakis democratie opvat, als een concept dat los staat van de concrete politiek en programma’s, maakt er een lege doos van. Als we over democratie spreken zonder verband met concrete maatschappelijke veranderingen kan dit gemakkelijk door extreem rechts ingepalmd worden. Om een voorbeeld te geven: we kunnen niet zeggen dat het Bexit-referendum ‘ondemocratisch’ was omwille van zijn xenofobe en rechtse inslag. Het is echter juister en nuttiger om over het democratisch probleem op te merken dat democratie over méér gaat dan de organisatie van de deelname aan het politieke leven.Democratie creëert de materiële voorwaarden voor gelijkheid en deelname, met aspecten als onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, economische controle en de mogelijkheid om te beslissen over wat bepalend is voor ons leven. Dat zijn de werkelijke noden waarop participatie en besluitvorming gebaseerd moeten zijn. Daarom moeten we redden  wat aan democratische structuren nog overblijft, en daarom moeten we strijd voeren op het nationale en subnationale niveau.

Zelfs de agenda van DiEM weerspiegelt dit basisgegeven. De progressieve regeringen waarop ze beroep doen om zich te verzetten tegen de Europese diktaten moeten eerst meer macht verwerven op het nationale niveau, waar er nog ruimte is voor politiek.

Het is op dit punt dat er prioriteiten moeten gelegd worden. Als Varoufakis betoogt dat alle niveaus ­ sub-nationaal, nationaal een supranationaal ­ terzelfdertijd moeten aangepakt worden, ontkent hij het praktisch gegeven dat sociale verandering en transformatie niet overal en terzelfdertijd gebeuren. Niet dat dit niet wenselijk zou zijn, maar elk land neemt een aparte plaats in op het wereldtoneel. De Europese Unie bevordert niet de eenheid van de onderdrukten, maar alleen van degenen die de onderdrukking organiseren.

De verschillende lidstaten bekleden een verschillende positie binnen de Europese Unie, en hebben uiteenlopende culturele en politieke tradities. Dat zijn concrete feiten die vorm geven aan de manier waarop burgers aan politieke verandering kunnen werken. Bijgevolg zal links ongelijke en soms contradictorische ontwikkelingen meemaken bij elke progressieve beweging. De precieze aard van de krachtsverhoudingen en beperkingen bepaalt hoe we kunnen te werk gaan en de strategie op een ruimer vlak coördineren.

Daarmee weze niet gezegd dat het supranationale niveau niet moet beschouwd en benut worden. Internationalisme ligt aan de basis van de beste linkse tradities, en ik beweer niet dat er alleen nationale oplossingen kunnen geboden worden voor de crisis. Het gaat erover welke ruimte een progressieve politiek kan bezetten om krachten te bundelen en een sociale meerderheid te veroveren om zo aan politieke actie te doen, binnen de perken van de concrete situatie. Dit begint op het nationaal niveau.

 

Ongehoorzaamheid

Ongehoorzaamheid speelt een centrale rol in de argumentatie van Varoufakis. In het algemeen ben ik het eens met dit voorstel, maar niet met de formulering ervan. Zoals in het geval van democratie moet ook ongehoorzaamheid gepolitiseerd worden. Nemen we nog eens hetzelfde voorbeeld. We zouden kunnen zeggen dat de Britse nationalistische krachten ongehoorzaam waren voor de bevelen van de meeste economische en politieke elites tijdens hun campagne voor Brexit, maar wat leverde ons dat op ter bevordering van een linkse politiek?

Ongehoorzaamheid moet in verband gebracht worden met een concreet begrip van de gevolgen, de resultaten, de moeilijkheden en het uiteindelijk doel. Het mag niet gaan over een one man show opgevoerd door verkozen vertegenwoordigers die ‘gewoon nee’ zeggen, het mag ook niet over zuivere retoriek gaan. Een ongehoorzaamheidstrategie moet uitgaan van politieke principes en ideeën, er moet steun komen vanuit een meerderheid die bereid is alle gevolgen te aanvaarden die er kunnen aan vasthangen.

We weten dat de Europese Unie een allesbehalve democratische structuur is. Ze legt een ondemocratisch beleid op aan democratisch verkozen regeringen. Staten die op lange termijn het soberheidsbeleid willen verlaten, door hun overheidsschuld te herstructureren, de illegitieme delen ervan af te wijzen, overheidscontrole op het banksysteem in te voeren, strategische sectoren van de economie te nationaliseren, enzovoort, zullen zo goed als zeker ongehoorzaam moeten zijn aan de EU-wetgeving. Dergelijke maatregelen zijn immers illegaal binnen het huidig EU-kader met zijn begrotingsverdrag en de euro.

Een dergelijke strategie vult, in tegenstelling tot die van Varoufakis, ongehoorzaamheid in met een duidelijk beleid, dat op zijn beurt steun moet vinden bij een meerderheid. Wanneer we een dergelijk politiek programma voorstellen, zullen we geen bondgenoten vinden bij de politieke groepen die vorm hebben gegeven aan de Europese Unie, of bij degenen die proberen hun macht te vergroten door een xenofoob discours. Ongehoorzaamheid vereist een specifieke aanpak, als het tenminste de bedoeling is om ten goede te komen aan de volkse klassen.

 

Eenheid over de grenzen heen

Varoufakis brengt ons het internationalisme van Marx en Engels in het Communistisch Manifest in herinnering, met hun “Proletariërs aller landen, verenigt u”. Maar zoals ik het begrijp komt hun internationalisme niet voort uit een ontkenning van de concrete situatie waarin elke werkende klasse zich bevindt. Zij waren zich goed bewust van het belang van de natiestaten, en van het feit dat de natiestaat niet kan weggecijferd worden uit de klassenstrijd; staten kunnen immers zelf niet weggecijferd worden uit het proces van de kapitaalaccumulatie.

Varoufakis’ uitspraak over de voorstanders van Lexit houdt daar ook verband mee. Hij schrijft:

“Nog belangrijker is dat onze strategie er in grote mate van afhangt of we beginnen bij een Europa zonder grenzen waarin werknemers zich vrij bewegen, of met het Europa van de vroege jaren 1950, waar de natiestaten hun grenzen controleerden en daarbij een nieuwe categorie van proletariërs creëerden, gastarbeiders genoemd. Dit laatste onderstreept het gevaar van Lexit. Aangezien de Europese Unie het vrij verkeer van personen tot stand bracht, houdt Lexit inschikkelijkheid in, als het al geen steun is, voor het terug invoeren van grenscontroles, compleet met prikkeldraad en gewapende wachters.”

Maar het is geen vrij verkeer waar werknemers op beroep doen, want dan vergeet men dat de arbeidsmigratie binnen de Europese Unie voortkomt uit de nood om een beter loon en betere levensomstandigheden te vinden. In een transnationaal blok van concurrerende natiestaten met uiteenlopende lonen, belastingsystemen en sociale structuren migreren arbeiders uit de diverse landen niet zomaar uit eigen beweging, ze doen dat ­ gastarbeiterzoals de overgrote meerderheid van de migranten wereldwijd ­ op zoek naar een beter leven.

Meer bepaald migreren arbeidskrachten uit landen van de periferie hoofdzakelijk om te werken in de precaire onderbetaalde sectoren van de kernlanden, zoals EU-cijfers aantonen. Deze migratie is alleen maar toegenomen met de crisis vanaf 2008. En het is de Europese Unie die prikkeldraad en gewapende wachters geïnstalleerd heeft om het ‘fort’ te verdedigen tegen iedereen die geen Europees burger is. Bij de bouw van het fort liet Europa elke humaniteit achterwege en maakte kerkhoven van haar grenzen.

Maar dit is niets nieuws. Het is eigenlijk een uitdrukking van een van de tegenstellingen van het kapitalisme: het kapitaalaccumulatieproces vereist mobiliteit van de arbeidskracht. Waar er barrières overeind blijven probeert de expansie van het kapitaal ze te doorbreken.

Maar sommige obstakels blijven overeind. Dat weerspiegelt tegenstrijdige belangen binnen de kapitalistische klasse, die geprangd zit tussen de economische noodzaak voor volledige mobiliteit op lange termijn enerzijds, en anderzijds op korte termijn de nood om een hiërarchie onder de arbeidskracht, en de politieke en ideologische hegemonie over een verdeelde arbeidende klasse te onderhouden. Ook binnen de Europese Unie doet dit concurrentieproces onder een gefragmenteerde arbeidende klasse zich voor.

Welke betekenis moeten we dan geven aan de uitspraak van Marx en Engels? Zeker niet dat de werkende klasse zal één worden door ze daarvoor op te roepen, zonder acht te slaan op de concrete sociale en economische omstandigheden. En ze zal ook niet deelnemen aan campagnes of bewegingen die geen duidelijk doel hebben.

Wat Marx en Engels wel bedoelen is dat vooruitgang in de klassestrijd waar dit mogelijk is ook vooruitgang betekent voor iedereen. Het betekent ook dat een grondige transformatie alleen zal mogelijk zijn als de hele wereld verandert. En het betekent ten slotte ook dat er ups en downs zullen zijn in een zo complex proces als solidariteit.

Zo veroorzaakten de verwachtingen rond de anti-soberheidsregering SYRIZA vrees bij de heersende klasse en hoop bij de volkse klassen. De groei van andere linkse partijen in het zog van SYRIZA is een weerspiegeling van het domino-effect bij de werkende klassen elders. Zo ook zal er een nieuwe dynamiek op gang komen in de Europese Unie als de Duitse werkende klasse de loonbeperkingen zou kunnen doorbreken.

 

Brexit en uiterst rechts

Brexit bevestigt ook de tegenspraak tussen mobiliteit en nationalisme. Het falen van links om een politieke plaats te veroveren bij de referendumcampagne en haar weigering om een doorgedreven analyse uit te voeren over de resultaten onderstreept de mogelijkheden en de gevaren verbonden aan het bestrijden van EU-lidmaatschap.

Het Brexit-resultaat, en de toeeigening ervan door nationalistisch rechts, kwam voort uit twee gegevens.

Vooreerst reageerden de kiezers tegen de machteloosheid gecreëerd door de Europese Unie. Als protest tegen het idee dat ondemocratische supranationale instellingen over hun leven beslissen, stemden er velen voor uittrede met het juiste idee dat een terugkeer van deze beslissingen naar het nationale niveau meer controle zou verlenen aan de burgers.

Ten tweede faalde links bij het geven van geloofwaardige antwoorden voor wat betreft werkloosheid, armoede en de ontmanteling van de welvaartstaat, terwijl rechts met succes deze bekommernissen incorporeerde en er een simplistische foute analyse van gaf: migranten veroorzaken de moeilijkheden die de eigen werkende klasse ondervindt.

We willen het benadrukken: de groei van uiterst-rechts komt niet uit de lucht gevallen, maar is het gevolg van het hyper-neoliberalisme dat de nationale regering oplegde onder regie van de Europese Unie. Uiterst-rechts hanteert een vals kader als antwoord op de reële ernstige crisis van de werkende klasse vandaag.

We moeten er ook aan herinneren dat racisme en xenofobie niet exclusief behoren tot rechtse politiek: het zijn structurele elementen van het kapitalisme. We hoeven alleen maar te kijken hoe de Europese Unie het vluchtelingenprobleem heeft aangepakt om te weten wat het betekent.

In die zin is het idee dat een ontmanteling van de EU onvermijdelijk de onstuitbare groei van extreem rechts, of zelfs van fascisme, zal versnellen een ontkenning van het feit dat strijd en verandering altijd doordrongen zijn van de ideeën die op een bepaald ogenblik de meerderheidsop vatting uitmaken. Het is niet zeker dat in een post-EU context extreem-rechts aan zet zou zijn. Dit soort angstzaaierij verdringt ook linkse oplossingen voor de echte problemen die het lidmaatschap van de EU meebrengt voor iedereen.

 

Linkse strategie

Het Brexit-referendum deed het nu overheersende idee ontstaan dat het verlaten van de Europese Unie alleen uiterst-rechts aanbelangt. Daarom zou links behoedzaam moeten optreden bij referenda, in het bijzonder als men het verlaten van de Europese Unie als centrale strategie ziet of een doel op zich. Want niet alleen worden dergelijke ideeën geassocieerd met rechts (eventueel met uitzondering van de landen van Zuid-Europa), maar een uitstap veroorzaakt een gevoel van vrees en onzekerheid bij grote delen van het kiezerspubliek.

Dergelijke bekommernissen mogen links er echter niet toe brengen om zijn kritiek op de Europese Unie in te slikken, of te ontkennen dat de verglijding, of zelfs de ontmanteling, van het EU-project reeds bezig is.

De maatregelen die het soberheidsbeleid op lange termijn kunnen omkeren ­ zoals reeds vernoemd: herschikking en afwijzing van de schuld, nationalisering van de financiële en andere strategische economische sectoren, belasting voor de rijken ­ kunnen niet ingevoerd worden binnen de bestaande structuren van de EU en de euro. Er kan alleen vooruitgang geboekt worden door hoger genoemde maatregelen naar voren te schuiven, ook als het indruist tegen de heersende klassen in de EU.

Dat geeft een politieke inhoud aan termen als democratie en ongehoorzaamheid, die anders betekenisloos blijven. En omdat een dergelijk beleid niet alleen mogelijk is, maar ook in veel gevallen populair, kan deze strategie het terrein terugwinnen ingenomen door extreem rechts. Door de antwoorden te geven die als enige in staat zijn het leven van mensen te verbeteren kan links de brede steun opbouwen die het nodig heeft om supranationale vormen van uitbuiting en onderdrukking te bestrijden.

Op die manier kan soevereiniteit een middel zijn om te redden wat er overblijft van democratie en de ruimte te creëren voor een beleid dat de levensomstandigheden van de werkende klasse verbetert. Dat is geen ontkenning van de nood aan internationale politieke coördinatie, noch van de moeilijkheden van de opdrachten die voor ons staan.

 

huelgaeuropa

 

We konden in het recente verleden zien dat dit soort aanpak reeds in voege is. Campagnes zoals Blockupy, People United Against the Troika, de algemene staking in meerdere landen van november 2012, de solidariteitbewegingen met het Griekse volk, de internationale campagnes tegen TTIP en CETA en de strijd tegen Monsanto waren belangrijke voorbeelden van internationale initiatieven en coördinatie. Dat leverde supranationale ervaringen op van democratie van onderuit, en bevorderde de internationale solidariteit.

We hebben nood aan organisaties die ervaringen opleveren van zelfbeheer op supranationaal vlak, politieke partijen en bewegingen die het soberheidsbeleid en het kapitalisme betwisten op het nationaal niveau, en bewegingen op het supranationaal niveau die voortspruiten uit de ontmoetingen van al deze politieke actoren.

De problemen waarvoor links zich vandaag gesteld ziet zijn niet gemakkelijk op te lossen. Om een sociale meerderheid te veroveren moeten we ons mengen in de concrete problemen, rekening houdend met de uiteenlopende omstandigheden. Een oplossing voor de Europese crisis zal niet het resultaat zijn van louter retorische oproepen als ‘democratie’ of ‘ongehoorzaamheid’, en dat zal ook niet kunnen door voorbij te gaan aan de nog steeds centrale rol van de natiestaat. Daar immers wordt niet alleen een organisatiekader gegeven voor het kapitaal, maar het is ook de plaats waar men de resten vindt van democratische participatie.


(*)catarina-principe_square Catarina Principe is een Portugese activiste. Ze is lid van Bloco de Esquerda (Portugal) en Die Linke (Duitsland).

 

 

 

Reacties plaatsen niet mogelijk