door Herman Michiel
27 januari 2023
âDe ontsporing van de kosten is momenteel veruit het grootste probleem voor ondernemingen. De inflatie zit in BelgiĂ« aan een niveau van meer dan 9%, wat er via de automatische loonindexering voor zorgt dat de loonkosten in ons land in 2022-2023 met ongeveer 11% zullen stijgen, 5 procentpunt sneller dan in onze buurlanden. Dat brengt een loon-prijsspiraal op gang die nu al volop zichtbaar is, aangezien ook de onderliggende inflatie (excl. energie en verse voeding) nu al boven 5% ligt. De opnieuw toenemende loonkloof met het buitenland zal onze marktaandelen doen dalen, ons land minder aantrekkelijk maken voor buitenlandse investeringen en nieuwe delokalisaties teweegbrengen.â
U moet er niet aan twijfelen, beste lezer, hier zijn de Belgische ondernemers aan het woord, met name het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO in juli 2022). Alhoewel hun ondernemingen vaak onderlinge concurrenten zijn, zijn ze een verenigd front tegen de werknemers, in hun streven om de lonen zo laag mogelijk te houden, tot en met door wettelijke maatregelen van de overheid. De âvergelijking met de buurlandenâ speelt hierin vaak een belangrijke rol: we verliezen terrein, onze concurrentiepositie is in gevaar, etc. Dat hetzelfde argument ook in dat buitenland gebruikt wordt stoort blijkbaar hun gevoel voor logica niet.
In een goed van cijfermateriaal voorziene studie, Sociaal-economische barometer 2022, weerlegt het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) een hoop mythes. We pikten er een aantal grafieken uit, vooral waar er vergelijkingen met de buurlanden worden gemaakt.
âLoonhandicapâ
Een veel gehoord argument, vooral in BelgiĂ« met zijn automatische indexering, is de âstijging van de lonenâ, de âloonhandicapâ. â De lonen stijgen met 10%! â, klinkt het onheilspellend. In werkelijkheid echter is in 2022 het reĂ«le loon,  de koopkracht, gedaald:
Noteer dat de cijfers komen van âgerespecteerdeâ bronnen als de Nationale Bank van BelgiĂ«, de OESO en het Centraal Planbureau. Het verlies aan koopkracht lag in BelgiĂ« (2%) onder het Europees gemiddelde (4%), en dat van Nederland (6%) en Duitsland (5%) een pak erboven, wat een aansporing moet zijn voor de vakbonden aldaar om de loonstrijd in een hogere versnelling te schakelen. Maar uit de grafiek blijkt ook dat de Franse reĂ«le lonen minder teruggelopen zijn dan de Belgische; loonindexering is Ă©Ă©n ding, maar men kan vermoeden dat het sociaal verzet er ook voor veel tussen zit. In de ABVV-studie kan men over die Belgische loonindexering ook lezen dat die voor meer dan 37% van de werknemers slechts Ă©Ă©n maal per jaar doorgaat, en dat maandelijkse aanpassing slechts bij 0,7% voorkomt. Als men de term âloonhandicapâ wil gebruiken is die eerder van toepassing op de werknemers; want als een loonindexering een jaar op zich laat wachten betekent dit een handicap die men jaar na jaar met zich meesleept.
Vergelijkingen lopen mank, vooral als die vervalst worden
Bij de vergelijking van de âloonkostâ met de buurlanden is er Ă©Ă©n post die uit de berekeningen weggehouden wordt: de loonsubsidies en tegemoetkomingen van de overheid. In een andere vakbondsstudie (ACV, De maximale loonmarge) lezen we dat in 2019 voor 2,77 miljard ⏠bijdrageverminderingen aan de sociale zekerheid, of 1.55 % van de totale loonmassa, niet meegerekend wordt voor de berekening van de evolutie van de uurloonkost. De totale loonkostsubsidies waar geen rekening mee gehouden wordt liepen in 2019 op tot 8,38 miljard ⏠of 4.66% van de loonmassa. Nu gebeurt dat weglaten van deoverheidstegemoetkomingen uit de statistieken ook in de buurlanden, maar het ACV berekende dat het gemiddelde van de loonsubsidies in de referentielanden slechts 1.22% van de loonmassa bedraagt. âSamen wordt dus 4.99% van de loonmassa aan kortingen voor de werkgevers ten onrechte niet verrekend bij de vergelijking van de uurloonkostevolutieâ, aldus de studiedienst van de christelijke vakbond.
Het is interessant dat de ABVV-studie de evolutie over de jaren van deze âstatistiekvervalsingâ weergeeft. Het is blijkbaar in BelgiĂ« dat het uitgestoken patroonshandje het best gevuld wordt:
Als het, vanuit ondernemersstandpunt, zo hachelijk zou zijn om in BelgiĂ« te opereren, het land waar – hou je vast – de lonen min of meer gekoppeld worden aan de levensduurte, en waar er toch regelmatig wat gestaakt wordt [1], dan zou dat waarschijnlijk toch blijken uit het eindresultaat, namelijk de winst? Wat zeggen de cijfers? Een brutowinstmarge al jaren in stijgende trend, voorlopig culminerend rond de 45%:
Maar zoals men weet kijken ondernemers vooral naar de comparatieve voordelen. Ook op dat vlak zitten ze in België blijkbaar niet zo slecht:
De âwerkzaamheidsgraadâ
âDe werkzaamheidsgraad moet omhoog, in BelgiĂ« wordt er in vergelijking veel te weinig gewerkt!â Sinds vele jaren is die werkzaamheidsgraad ook een graadmeter voor de Europese Commissie om te zien in hoeverre de arbeidsmarkt âgemoderniseerdâ is. Te royale werkloosheidsvergoedingen en uitstapregelingen zijn natuurlijk nefast voor het arbeidsethos! Op naar minstens 80% om onze toekomst veilig te stellen! En in BelgiĂ« bedraagt die maar 70,6%. BelgiĂ«, kijk naar je noorderburen, in Nederland bedraagt die 81,7%!
Maar ook hier is het raadzaam om te kijken wat achter een statistiek schuilt. Voor Eurostat, de statistische dienst van de Europese Unie, wordt men als âwerkendâ beschouwd van zodra men 1 (Ă©Ă©n) uur tegen een vergoeding gewerkt heeft in een referentieweek. Maak dus van een voltijdse job twee halftijdse en je werkzaamheidsgraad gaat automatisch omhoog! Hetzelfde statistisch wonder gebeurt als een werkloze een paar uurtjes voor Uber rondrijdt. De werkzaamheidsgraad zegt dus weinig over het verzette werkvolume, eerder over de mate waarin slechte banen gecreĂ«erd worden. Als men het vanuit het oogpunt van dat werkvolume bekijkt, met andere woorden het aantal âvoltijds equivalentenâ berekent, dan blijkt de werkzaamheidsgraad in BelgiĂ« en Nederland zo goed als even groot te zijn, zelfs met een zeker overwicht voor BelgiĂ«âŠ
‘Fake newsâ
Het is, hopelijk, duidelijk geworden dat statistieken die door overheden of grote sociale spelers zoals werkgevers worden gehanteerd [2] met de nodige omzichtigheid moeten bekeken worden. Men moet van hen ook niet verwachten dat ze het publiek duidelijk zullen informeren over  hun eigen âpartizaneâ voorstelling van zaken. De Europese Unie bijvoorbeeld creĂ«erde een anti- desinformatie site, helemaal gewijd aan het doorprikken  van Kremlin-propagandastukken, maar geeft natuurlijk geen kik over de eigen neoliberale propaganda.
Dit probleem zou, volgens gangbare overtuigingen, moeten opgenomen worden door de âonafhankelijkeâ media, kwaliteitskranten, openbare zenders en dies meer. Er is echter weinig van terug te vinden. Weinig journalisten zeggen wat in de EU verstaan wordt onder âwerkzaamâ, weinigen zeggen hoe âloonkostenhandicapsâ berekend worden, en zelfs wat het verschil is tussen reĂ«el loon en nominaal loon. In de media probeert men niet te liegen, maar de waarheid te vermijden.
[1] Er verscheen onlangs een interessant Europees overzicht over stakingen en âverlorenâ werkdagen; zie hier.
[2] Sommige lezers zullen misschien – terecht – Â opmerken dat ook vakbonden grote sociale spelers zijn; moeten hun standpunten dan ook niet kritisch bekeken worden? Mijn antwoord is volmondig ja, en dat gebeurt op deze site ook regelmatig. Zie bijvoorbeeld a, b of c.
Bedankt Herman. Heel verhelderend; de krant ” De Tijd ” en anderen zullen dat zeker niet publiceren.
Zoals de Franse filosofe Simone Weil het zei : ” Les idĂ©es ne triomphent pas parce qu’elles sont vraies. Les idĂ©es triomphent parce que la force est de leur cĂŽtĂ© ” !