Komende evenementen

Aanslagen in Parijs: gewone mensen moeten betalen voor een desastreus regeringsbeleid

door Mehmet Ugur (*)
verschenen op 17 november 2015 in Social Europe Journal
vertaling: Ander Europa

Op het ogenblik dat we dit schrijven werd de dood van 129 mensen bevestigd als gevolg van de gruwelijke terroristische aanslagen op burgerdoelen in Parijs. Dit gebeurde na een aantal gelijkaardige aanslagen in Ankara en Beiroet.

Zoals alle gewone mensen vind ik het hartverscheurend als ik denk aan de slachtoffers, hun familie en geliefden. Maar in tegenstelling tot de politieke leiders bied ik president Hollande of de Franse Staat geen rouwbetuigingen aan. Ze zijn dat niet waard. De doden in Parijs zijn een gevolg van de illegale steun die de Franse en andere Westerse regeringen hebben geboden aan radicale islamstrijders, te beginnen met de Taliban in Afghanistan, en met een hoogtepunt in Syrië.

Er is een hele reeks goed doordachte argumenten (Jonathan Matusitz, Terrorism and Communications, Sage, 2013) waarom er terrorisme is, en elk ervan heeft zijn eigen aanpak om het te bestrijden. Maar de terroristische aanslagen van de laatste 10 jaar vereisen een nieuwe manier van denken, en op dit vlak is het publiek verder gevorderd dan de politieke wetenschappers en de beleidsmakers. Alhoewel ze de afschuw gemeen hebben voor allerlei soorten terroristische aanslagen, stellen gewone mensen zich ook ernstige vragen over het verband tussen de verhoogde veiligheidsdreiging in hun land en de expliciete of stilzwijgende steun die hun regering geboden heeft aan terroristische groepen, waaronder financiering, training en bewapening. Dit is een nieuw fenomeen dat samenvalt met de militaire interventies in Afghanistan, Irak, Libië en Syrië.

Het is juist dat Al Qaida en Islamitische Staat (IS) een religieus jargon gebruiken. Op dat gebied hebben ze kenmerken gemeen met andere terroristen die religie gebruiken als een bindmiddel voor steun en rechtvaardiging voor hun acties. Maar dit is maar een deel van het verhaal. Zonder expliciete of stilzwijgende steun van Westerse regeringen, zouden de organisaties die de aanvallen uitvoerden op 11 september 2001, de aanslagen in Londen in 2005, de zelfmoordoperaties in Suruç en Ankara in Turkije, de aanslagen in Beiroet en ten slotte die in Parijs, zich nooit hebben kunnen ontwikkelen tot de internationale moordmachines die ze ondertussen geworden zijn.

Het is belangrijk om in te zien dat Al Qaida en IS, niettegenstaande hun religieuze retoriek, niet ontstaan zijn als reactie op religieuze onderdrukking in Afghanistan, Irak of Syrië. Integendeel, ze ontstonden en bloeiden op als onderdeel of gevolg van de politieke projecten die door de Westerse mogendheden ontwikkeld werden. Ze gebruikten religie als een handig middel om het institutioneel en machtvacuüm te vullen dat nagelaten was door hun weldoeners.

Kortom, we hebben te maken met een nieuw soort terrorisme waarvoor Westerse regeringen verantwoordelijk zijn. Enerzijds hebben deze een machtsvacuüm nagelaten dat als een magneet werkte op terroristische organisaties om in de bres te springen, en anderzijds ontstond hierdoor een aanbod aan ‘menselijk kapitaal’ en financiering.

IS en de mislukking van het Westers buitenlands beleid

De achtergrond voor deze trieste toestand is eigenlijk algemeen bekend. De opkomst van een unipolair wereldsysteem in de vroege jaren 90 heeft er de Westerse regeringen toe gebracht om een onbeperkte dominantie op de markten te bewerkstelligen, in binnen-en buitenland. Triomfalisme is ook de norm geworden in het buitenlands beleid, waaronder militaire interventies gericht op regimewissel, tegen het internationaal recht en ondanks massaal verzet van de publieke opinie.

Een aspect van de regimewissel-strategie was de steun aan en medewerking met niet-staatsgebonden gewapende groepen. Het eerste experiment terzake was de directe en indirecte steun (via de Pakistaanse geheime dienst ISI) die de Amerikaanse overheid bood aan de Taliban in Afghanistan in de jaren 90. Deze steun nam in de jaren 2000 een vorm aan die niet zo ‘bedoeld’ was, toen de Taliban Amerikaanse hulp aftapten ten voordele van de ‘mislukte staat’ die de Amerikaanse interventie had nagelaten

Who is funding the Afghan Taliban? You don’t want to know, Reuters 13 augustus 2009.
. Vervolgens was er de oorlog in Irak die aan de oorsprong lag van een groot aantal gewapende sunnitische groepen, waaronder Al Qaida in Irak. Deze laatsten sloten aan bij andere sunnitische opstandelingen in 2006 om IS te vormen. De rekruteringsbodem voor deze groepen bestond uit Sunnieten die geen werk of bestaansmiddelen meer hadden ten gevolge van de Westerse militaire interventie in Irak.

Het verband tussen Westerse interventies en de versterking van terroristische groepen was ook duidelijk na de omverwerping van Kadhafi in Libië. Onder de neus van Westerse geheime diensten werden Libische wapendepots geplunderd en werden de wapens gestuurd naar Syrië via een NATO-bondgenoot, Turkije. The Times bracht verslag uit over een wapenlevering op 14 september 2012. Het is onwaarschijnlijk dat dit de enige levering was. Seymour Hersh, winnaar van de Pulitzerprijs, berichtte in april 2014 over een geheim akkoord tussen de CIA, Turkije en de Syrische rebellen om een smokkelroute op te zetten, een geheim netwerk om wapens en munitie vanuit Libië via Turkije naar Syrië te verschepen. Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar zorgden voor de financiering, met volledig medeweten van de Amerikaanse autoriteiten.

Wat moeten we nog verwachten?

De reacties van Westerse regeringen op de terroristische aanslagen in Parijs stemmen niet optimistisch voor de toekomst, en dit omwille van drie redenen. De eerste houdt verband met een inherente ‘veiligheidsreflex’ waarmee alle Staten en regeringen proberen hun deugdelijkheid te bewijzen na grote terroristische aanslagen; het beleid krijgt daarbij het stempel van de ‘veiligheid’. Op zichzelf is de nadruk op veiligheid na een terroristische aanval een natuurlijke reactie, en ze helpt het publiek ervan te overtuigen dat ze hun dagelijks leven kunnen verderzetten. Maar aan de veiligheidsreflex van de Staten hangt een prijskaartje: het kortwieken van de vrijheden en een verplaatsing van het evenwicht tussen Staat en maatschappij. Dat was het geval in de Verenigde Staten na 11 september, in Turkije na de dubbele aanslagen in Suruç en Ankara, en dit zal meer dan waarschijnlijk ook het geval zijn in Frankrijk.

Tot nog toe hebben de veiligheidsreflexen een aantal kenmerken gemeen: toenemend maatschappelijke controle, beperking op migratie en vrije meningsuiting, en toenemende budgetten voor defensie en veiligheid ten koste van gezondheidszorg, onderwijs en sociale hulpverlening. De Staat gebruikt dus de veiligheidsreflex om haar gezag te herbevestigen, waarvan ze, bewust of met weinig verzet, een aanzienlijk deel overgedragen had aan globale actoren uit de bedrijfswereld. De eerste reacties van de Franse regering wijzen erop dat de Franse Staat dezelfde weg zal volgen.

De tweede reden heeft met hypocrisie te maken. Frankrijk en alle andere Westerse regeringen hebben tot dusver gefaald op de volgende vlakken:

  1. ze zijn er niet in geslaagd om zich bewust te worden (laat staan: er iets aan te doen) van de catastrofale gevolgen van de Westerse militaire interventies voor de volkeren van Irak, Libië en Syrië;
  2. ze hebben de internationale wetgeving niet gerespecteerd, en ze zijn verder gegaan met het steunen van illegale gewapende groepen met het oog op het bereiken van doelstellingen op het vlak van hun buitenlands beleid;
  3. ze zijn er ook niet in geslaagd om Saoedi-Arabië en Turkije (twee landen die op manifeste wijze de mensenrechten met voeten treden) ervan te weerhouden buurlanden te destabiliseren omwille van eigengereide redenen.

Met zoveel mislukkingen op hun actief zullen de publieke uitvallen van Westerse regeringen tegen het terrorisme van IS en/of Al Qaida ongeloofwaardig blijven, bij gebrek aan een stevige morele basis. Dat is een essentiële zwakte die IS en andere terroristische groepen zullen blijven uitbuiten in de toekomst. Het houdt ook in dat steun van onderuit voor IS en andere islamitische terroristische organisaties niet zal onderuitgehaald worden door de retoriek van Westerse beleidsmakers en media die ‘Westerse waarden’stellen tegenover terrorisme.

Ten slotte hebben Westerse regeringen, waaronder de Franse, geen onderscheid weten te maken tussen terroristische aanslagen die gebeuren zonder aanwijsbare nalatigheid van de Staat als verantwoordelijke voor de veiligheid (zoals het geval is in Parijs), en aanslagen die gebeuren als gevolg van een politiek gemotiveerde nalatigheid van een Staat die het doelwit vijandig gezind is.

Dergelijke politiek gemotiveerde nalatigheid van een Staat was het kenmerk van de twee terroristische aanvallen in Turkije: het doelwit waren de vreedzame betogers die door de regering (en de president) systematisch gedemoniseerd werden voor en na de aanslagen die 33 mensenlevens eisten in Suruç en 102 in Ankara. Het volk en hun organisaties (waaronder de Democratische Volkspartij HDP en verschillende vakbonden en beroepsorganisaties) werden gedemoniseerd als supporters van het terrorisme, alhoewel ze vreedzaam betoogden voor vrede, vrijheid en rechtvaardigheid in een steeds autoritairder Turkije. Hun eisen waren een einde te stellen aan het toedekken van corruptieschandalen, aan de greep op het gerecht en de media, het gebruik van extreem geweld tegen vreedzame betogers en oorlogsvoering tegen de Koerden in Turkije en Syrië.

Met hun officiële retoriek tegen de oppositie hebben de Turkse veiligheidsdiensten en rechtbanken herhaald getoond dat ze de politieke belangen van de regering willen beschermen, in plaats van veiligheid en rechtvaardigheid voor allen te bieden. Bovendien heeft de regering het IS eenvoudiger gemaakt om aan te vallen in Turkije door het gemakkelijker te maken om met wapens en terroristen de grens met Syrië over te steken. Er zijn aanwijzingen opgedoken over wapentransport met vrachtwagens en zelfs met ambulances, maar dit werd onmiddellijk toegedekt door de regering. En de Turkse regering verhevigde nog haar aanvallen op Koerdische dorpen en steden, in plaats van stelling te nemen tegen IS, dat ze tot voor kort zelfs niet als een terroristische groep bestempelde.

De aanslagen van IS in Turkije moeten, in tegenstelling tot die in Parijs, gezien worden als terroristische daden die door een Staat gefaciliteerd werden, en moeten onderscheiden worden van het soort terrorisme zonder politiek gemotiveerde nalatigheid van de Staat waar de aanslag plaatsgrijpt. Maar geen enkele Westerse regering durfde dit onderscheid te maken, gewoon omdat Turkije beschouwd wordt als een strategische partner’ bij het nastreven van hun geopolitieke, militaire en bedrijfsbelangen. Het permanent uitblijven van vragen daarover door Westerse beleidsverantwoordelijken aan het adres van de Turkse regering, en het uitblijven van steun aan de slachtoffers van terreur die door een Staat georchestreerd wordt, bleven niet onopgemerkt.

Op dit ogenblik vergaderen de Westerse leiders voor de G-20 top in Turkije, een land waarvan de regering tot voor kort IS niet als een terroristische organisatie beschouwde. Zelfs zonder de uitzonderingstoestand ingesteld in de Koerdische regio in Turkije en de regeringsaanvallen op de media, zou de manier waarop Turkije IS benaderde en de aanslagen van deze laatste in Parijs meer dan reden genoeg geweest zijn om de top niet te laten doorgaan. Een dergelijke geloofwaardige en moreel steekhoudende daad zou een duidelijk en sterk signaal geweest zijn dat de internationale gemeenschap het ernstig meent met het bekampen van het IS-terrorisme en degenen die het een helpende hand toesteken. Maar dat was niet het geval.

Men heeft de indruk dat gewone mensen in de toekomst nog steeds de prijs zullen betalen voor het desastreus beleid van schijnheilige regeringen. Op zijn minst zullen ze geconfronteerd worden met minder democratische regimes in het Westen, en steeds autoritairdere regimes in het Midden-Oosten. In het slechtste geval vallen ze in de handen van terroristen. Als er iets is om dit pessimistisch scenario te ontkrachten, is het de massale publieke proteststem tegen een roekeloos buitenlands beleid en, op binnenlands vlak, tegen de onderwerping van regeringen aan bedrijfsbelangen.


 

(*) Mehmet Ugur is Professor Economie en Instellingen aan het departement International Business and Economics van de Universiteit van Greenwich (Verenigd Koninkrijk).

We willen ook uw aandacht vestigen op een interessant artikel in MO-magazine van de hand van Stephen Bouquin, inwoner van Molenbeek en professor sociologie in Parijs.

 

 

Reacties plaatsen niet mogelijk