Komende evenementen

Europa in cijfers en grafieken

 

29 maart 2024 – ETUI, de studiedienst van het Europees Vakverbond EVV, publiceerde zopas de editie 2024 van haar jaarlijks overzicht van evoluties binnen de wereld van de arbeid. “Benchmarking Working Europe 2024”. Zoals gewoonlijk vindt men er een schat aan vooral statistische informatie over (minimum-)lonen, koopkracht, syndicalisatiegraad, stakingsdagen, maar bijvoorbeeld ook over hernieuwbare energiebronnen. Zoals de ondertitel laat verstaan – The ongoing quest for Social Europe – is het Europees Vakverbond nog steeds op zoek naar aanwijzingen dat we nu echt op weg zijn naar een sociaal Europa, maar het eigenlijk belang van het werkstuk ligt in zijn uitgebreid cijfermateriaal. Wie daarnaar op zoek is kan de studie gratis downloaden of voor 20 € een gedrukt exemplaar bestellen.

Ter illustratie van de inhoud brengen we hier enkele grafieken die velen zullen interesseren.

 

 

 

 

Hoe evolueerden nominale en reële lonen in 2023 t.o.v. 2022?

Met hoeveel procent evolueerden de lonen in de verschillende lidstaten van de EU in 2023 ten opzichte van 2022? De blauwe balken geven de nominale vermeerdering (bv. 7% in Portugal). Maar om de werkelijke loonevolutie, t.t.z. de koopkracht te kennen moet men rekening houden met de prijsstijgingen. De aldus gecorrigeerde reële lonen worden weergegeven in de oranje balken. Dan ziet men bijvoorbeeld dat er in Hongarije wel een nominale loonstijging van 14,2% was, maar dat de werknemers gemiddeld 3,8% aan koopkracht verloren. Gemiddeld over de hele Europese Unie (EU27) was er een verlies van 0,7%, met ongeveer dezelfde achteruitgang in Frankrijk en Duitsland. België en Roemenië konden iets meer dan 4% halen, Nederland 1,6%.

 

De evolutie van de minimumlonen (2023 t.o.v. 2022) in nominale en in reële termen:

 

De evolutie van de minimumlonen is voor een aantal landen vrij aanzienlijk, ook in reële termen, maar onder andere België, Frankrijk, Duitsland, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Hongarije gaan erop achteruit. (Het label ‘Nominal real wages’ moet ‘Real minimum wages’ zijn).

Hoeveel de minimumlonen op 1 januari 2024 bedroegen (in euro) zien we hieronder:

 

In Bulgarije moet men het met 2,85 € per uur stellen, in Nederland met 13,27€. De gegevens over minimumlonen geven ook een idee van de trends voor de lonen in het algemeen. ‘Eenheid in verscheidenheid’ is het motto van de Europese Unie…

Een ander vraag is: hoeveel wordt er eigenlijk nog gestaakt in Europa? Het antwoord is: weinig, en het gaat in dalende lijn, zoals uit volgende grafiek blijkt:

Aantal stakingsdagen per 1000 werknemers sinds het jaar 2000. De getallen tussen haakjes onder het jaartal geven het aantal landen waar die stakingen plaatshadden. Er is een duidelijk dalende trend van gemiddeld ongeveer 63 dagen naar 32 dagen. Als we dit omrekenen blijkt de gemiddelde werknemer 9 minuten per jaar te staken, een verwaarloosbaar cijfer.

 

Misschien heeft dit wel iets te maken met teruggaande cijfers over het aantal aangeslotenen bij vakbonden, vraagt men  zich af, en de ETUI-cijfers spreken dat zeker niet tegen:

Gemiddeld percentage werknemers aangesloten bij een vakbond in de periode 2000-2009 (blauwe balken) en in de periode 2010- 2019 (oranje balken). Een zekere omzichtigheid met de cijfers is geboden, aangezien aansluiting bij een vakbond niet volgens uniforme regels verloopt (bijvoorbeeld lidmaatschap na pensionering).  Italië en Frankrijk blijken de enige lidstaten te zijn waar er een iets verhoogde aansluitingsgraad is in het voorbije decennium. Toch is het maar in Scandinavië  en België waar dit meer dan 50% bedraagt.

 

Het Europees motto ‘Eenheid in verscheidenheid’ blijkt ook op te gaan in wat gezinnen moesten uitgeven in 2023 voor hun elektriciteitsfactuur:

De prijs (in euro per kilowattuur) voor gezinnen met gemiddeld verbruik. Blauw: eerste semester 2021, oranje: eerste semester 2023. Nederland en België zijn in 2023 de duurste in de Unie.

Om dit korte uittreksel uit de vele gegevens van Benchmarking Working Europe 2024 te besluiten  het lovenswaardige idee om ook de twijfelachtige vooruitgang van de energietransitie te illustreren. Het behoeden voor een klimaatcatastrofe maakt inderdaad ook deel uit van de werkersbelangen.

Evolutie van de elektriciteitsproductie in de Europese Unie van 1990 tot 2022: door fossiele brandstof (blauw), kernenergie (oranje) en hernieuwbare bronnen (groen). Het fossiele aandeel ging vanaf 2014 tot 2017 zelfs terug stijgen,, en dit is opnieuw het geval sinds 2020. Het aandeel hernieuwbare bronnen neemt nog maar in zeer geringe mate toe.

Hierover schrijft ETUI:

“Bovendien blijft de bescheiden vooruitgang van de EU qua hernieuwbare energie in 2022 in absolute termen ver achter bij China. In 2022 voegde China 141 GW aan nieuwe capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie toe, de EU 57,3 GW en Noord-Amerika 29,1 GW. (…)  Voorspeld wordt dat China in de periode 2022-2027 50% van de nieuwe wereldwijde capaciteit voor hernieuwbare energie zal installeren. (…) In de meeste Chinese provincies zijn hernieuwbare energiebronnen op nutsschaal goedkoper dan de gereguleerde prijzen voor elektriciteit uit steenkool. Op de huidige basis wordt verwacht dat China zijn doelstelling voor 2030 van 1.200 GW aan totale wind- en zon-PV-capaciteit vijf jaar eerder zal halen. Dit betekent opnieuw dat de EU niet alleen achterloopt op haar eigen doelstellingen, maar ook op internationaal niveau.”

Zo hoor je het ook eens van een ander.  (hm)

 


 

 

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *