Komende evenementen

Voor Europees links is internationale solidariteit meer retoriek dan realiteit – Deel 3

 

Vladimir Bortun (*)
26 januari 2024

 

[Deel 1 en een inleiding vindt u hier, Deel 2 hier. De drie delen samen vindt u als pdf-document hier.]

 

Een weg vooruit

Zoals ik in mijn boek laat zien, zijn radicaal-linkse partijen die in eigen land (minstens aanvankelijk) steunden op sociale bewegingen en andere vormen van massamobilisatie om politieke oppositie te voeren tegen bezuinigingen, er niet in geslaagd hetzelfde te doen op EU-niveau. In plaats daarvan kanaliseerden ze veel van hun transnationale activiteiten via hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement, dat wil zeggen: het institutionele kader van de transnationale hegemoon waartegen ze zich juist moesten verzetten.

Niet alleen staat dit in schril contrast met de eerbiedwaardige socialistische erfenis van het opbouwen van onafhankelijke internationalistische organisaties (waarvan het herstel duidelijk een van de belangrijkste taken is voor radicaal links), maar door te veel nadruk te leggen op het werk in het Europees Parlement kregen de meningsverschillen over de EU, die de linkse samenwerking belemmerden, natuurlijk meer gewicht.

Even belangrijk was dat deze institutioneel gerichte benadering betekende dat partijen weinig tijd vonden voor de toch al zeldzame transnationale anti-bezuinigingsinitiatieven die zich buiten het institutionele kader van de EU ontwikkelden. Hiertoe behoorden Blockupy en Alter Summit [i], die er niet in slaagden om een degelijke organisatie uit te bouwen en echt aanwezig te zijn aan de basis, ook in landen met relevante bewegingen tegen de bezuinigingen. Dit was ook deels te wijten aan de zeer beperkte betrokkenheid van de partijen bij deze initiatieven. Omgekeerd hebben partijen als Syriza en Podemos, ondanks hun banden met binnenlandse anti-bezuinigingsbewegingen, ook niet veel gedaan om transnationale banden tussen die bewegingen te bevorderen. Ze hadden kunnen fungeren als centrale knooppunten van een Europabrede beweging tegen bezuinigingen en neoliberalisme, maar dat deden ze niet.

Paradigmatisch voor deze ondermaatse interesse in transnationale mobilisatie was de Europese actiedag die in november 2012 werd georganiseerd door het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV). Voor de allereerste keer waren er gelijktijdige, gecoördineerde stakingen in vier door crisis geteisterde landen – Griekenland, Italië, Spanje en Portugal. Desondanks deden radicaal-linkse partijen geen poging om zelfs hun eigen achterban te mobiliseren om deel te nemen, en de actiedag bracht uiteindelijk in geen van deze landen veel op gang. Dat was zeker ook te wijten aan de magere poging tot mobilisatie van het EVV zelf, waardoor de indruk ontstond dat het hele initiatief weinig meer was dan een symbolisch gebaar. De relatief marginale rol die het EVV meer in het algemeen heeft gespeeld bij het mobiliseren van strijdinitiatieven en -bewegingen weerspiegelt die van Verenigd Links en de Partij van Europees Links.

De marginaliteit van de belangrijkste transnationale linkse organisaties is ongetwijfeld geworteld in meer structurele factoren, zoals het ontbreken van een echte Europese publieke ruimte of de obstakels voor collectieve onderhandelingen in de hele EU. Daaraan gekoppeld is het feit dat de Europese arbeidersklasse nog niet het bewuste historische subject is dat nodig is voor duurzame massamobilisatie op transnationaal niveau. Maar radicaal-linkse partijen hebben erg weinig gedaan om dat subject te helpen opbouwen en hebben zich in plaats daarvan, ondanks af en toe wat internationalistische retoriek, overwegend op hun binnenlandse arena’s gericht. Ze waren niet allemaal zo bot als de voormalige leider van de Nederlandse Socialistische Partij [ii] die zei dat “een grote fout van andere linkse partijen in Europa [is] om voortdurend Europese solidariteit te eisen.” Maar zelfs de partijen die een dergelijke solidariteit eisten, bleken gevangen in de logica van de binnenlandse politiek, zoals blijkt uit de tanende relatie tussen Syriza en Podemos na 2015.

Deze dubbele overaccentuering van binnenlandse politiek en parlementarisme is uiteindelijk geworteld in de (neo-)reformistische visie van deze partijen. Ze zien sociale verandering (voornamelijk) haalbaar via de instellingen van de kapitalistische democratie, wat tot uiting komt in hun programmatische gematigdheid en strategische verschuiving weg van “de straat”. Hierdoor zijn ze teveel gaan lijken op de mainstreampartijen waar ze een alternatief voor moesten zijn. Want de macht ligt buiten het parlement, en nog meer buiten het Europees Parlement, de minst machtige van alle EU-instellingen.

Als links substantiële concessies kan bereiken op transnationaal niveau, dan zal dat zijn via transnationaal gecoördineerde collectieve actie, zoals de staking van Ryanair-piloten in 2017. Door het bedrijf te dwingen vakbondsvertegenwoordiging te accepteren, heeft de staking een belangrijk precedent geschapen voor transnationale industriële actie. Andere opmerkelijke transnationale campagnes hebben zich de afgelopen jaren ontwikkeld, zoals “Laat Amazon betalen”, met vrij weinig hulp of zelfs publiciteit van linkse partijen, wat betekent dat deze belangrijke klassenstrijd grotendeels onbekend is gebleven bij de arbeidersklasse in het algemeen.

Het is rond dit soort strijd en bredere kwesties, zoals de kosten van levensonderhoud, de opkomst van extreem-rechts, oorlog en klimaatverandering, dat Europees radicaal links zijn transnationale samenwerking kan en moet heropbouwen. Zoals Marc Botenga, lid van het Europees Parlement van de PVDA/PTB in België, het in een recent interview verwoordde: “We kunnen natuurlijk dingen winnen op nationaal niveau, maar op Europees niveau hebben we Europese strijd nodig. Ik zeg niet dat het gemakkelijk is, maar het gebeurt in steeds meer sectoren. Geconfronteerd met de eenheid van het Europese kapitaal – tenminste over bepaalde onderwerpen zoals de vernietiging van werknemersrechten, liberalisering en marktintegratie – zien we steeds meer arbeidersacties op Europees niveau.”

Samenwerken aan al deze kwesties hangt niet af van volledige overeenstemming over het karakter van de EU. Dat betekent niet dat verschillen aan de kant moeten worden geschoven, maar ze kunnen aan bod komen binnen een transnationaal verenigd front dat de brandende problemen aanpakt waarmee mensen vandaag worden geconfronteerd, en samen met hen vecht voor oplossingen die steeds meer mensen in heel Europa en daarbuiten kunnen inspireren.

Die eenheid van handelen is niet alleen verenigbaar met, maar onlosmakelijk verbonden met het stimuleren van een interne cultuur van meningsverschillen en debat (ook over de aard van de EU). Het streven naar absolute overeenstemming over absoluut alles eindigt altijd in versplintering en sektarisme. De beste jaren van de Tweede en Derde Internationale werden juist gekenmerkt door deze dualiteit van interne verschillen en externe eenheid. Er is geen reden waarom Europees links vandaag de dag niet hetzelfde zou kunnen doen, of zelfs beter.

 

(*) Vladimir Bortun is politicoloog aan de Universiteit van Oxford en houdt zich bezig met politieke elites, klassenvertegenwoordiging en radicaal-linkse partijen. Hij is auteur van Crisis, Austerity and Transnational Party Cooperation in Southern Europe, The Radical Left’s Lost Decade (2023). Het artikel dat we hier in Nederlandse vertaling brengen verscheen onder de titel For Europe’s Left, International Solidarity Is More Rhetoric Than Reality op Jacobin, 20 december 2024.  

[i] Op Ander Europa werd veel bericht over Alter Summit. Met ‘Alter Summit’ als zoekterm vindt u op de site een hele reeks verslagen, o.a. het Alter Summit Manifest. [Nvdr]

[ii] Het gaat om Jan Marijnissen, partijvoorzitter tot 2015. [Nvdr]

 


 

 

Laat een reactie achter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *